Natuur op zondag.
Aart van Dragt
In de tijd dat Nederland nog een christelijke natie was trok iedereen op zondag zijn nette kleren aan om naar de kerk te gaan. In de polder buitelden de kieviten van pure vreugde in de lucht; hazen renden nerveus heen en weer, als om te kijken waar iedereen gebleven was. Na de kerk, het extra lekkere zondagse toetje en een middagdutje, wandelde men een rondje door de buurt; ging of kreeg familie op bezoek.
Het zal u waarschijnlijk opgevallen zijn dat de afgelopen decennia het een en ander veranderd is. Op de eerste de beste mooie zondag, als de temperatuur de twintig graden nadert, trekt iedereen er op uit. Bergschoenen worden aangetrokken, rugzakken omgegord, fietsen achter de auto gehangen of koelboxen worden nog snel vol gepropt om te kunnen aansluiten bij de file naar de kust of het pretpark. Nederland recreëert massaal. Na ellefen, als hele horden massaal naar het schaarse groen zijn opgetrokken, heeft daar alles met vier poten of vleugels, al dekking gezocht.
Elkaar verdringend op de fietspaden geniet men van de natuur. Op gemarkeerde wandelroutes trekken honden, al kuiten bijtend, hun bazen voort. De verbruikte calorieën worden na afloop met koffie en gebak (voor de kinderen een pannenkoek met limonade, want ze hadden toch zooò’n honger en dorst) aangevuld.
Pas om vijf uur, als de files de andere kant op wijzen, haalt de natuur weer opgelucht adem en aarzelend komen de dieren weer te voorschijn. Ondertussen lig ik in mijn tuin te luieren; genietend van de bloemen, vlinders en bijen. Die insecten gaan gewoon door met hun dagelijkse werk, want die kennen nog geen zondagsrust.