Een beschreven rondwandeling
Aart van Dragt
Het park van Huys ten Donck is voor velen van zeer grote waarde. Er wordt voortdurend onderzoek gedaan i.v.m. haar grote biologische rijkdom. Houd daar als bezoeker rekening mee! Om het landgoed te mogen betreden is een wandelkaart nodig.
Zo komt u aan een wandelkaart
Voor de artikeltjes staan nummers die verwijzen naar een plaats op de plattegrond onder aan dit artikel.
Hoe kwam Huys ten Donck aan zijn naam?
Over de oorsprong van de naam bestaan de volgende meningen:
– de naam zou afkomstig zijn van de eerste eigenaar. Dit was het klooster Sint Maartensdonck, dat op de donk bij Brandwijk in de Alblasserwaard lag. Het klooster verkreeg de grond in ruil voor hulp die monniken boden bij de tweede inpoldering van de Riederwaard in 1441. Ze bouwden hier een boerderij.
– een tweede versie is dat het huis is gebouwd op een rivierduin. De verschillende rivierduinen in de Alblasserwaard liggen op één lijn met het Huys ten Donck. Zo’n rivierduin wordt een donk genoemd. Ook het dorp IJsselmonde is op zo’n donk gebouwd.
Bodemkundig onderzoek heeft uitgewezen, dat op de plek waar het huis is gebouwd, in het verre verleden een kreek heeft gelegen. Het veen was door een storm weggeslagen en de kreek werd in de loop der jaren opgevuld door een afzetting van zand en klei. Toen het veen na de inpoldering door ontwatering slonk, werd deze plek als een verhoging in het landschap zichtbaar. De bevolking die van deze oorzaak onkundig was noemde in beginsel elke natuurlijke verhoging in het polderlandschap een donk. Overigens bleek dat voor het huis gebouwd is er nog 80-90 cm grond is op gebracht waardoor het huis nog hoger ligt.
Het huidige huis is in 1746, door Mr. Otto Groeninx van Zoelen gebouwd. In de periode 1763 tot 1820 werd het park in verschillende fases aangelegd en kreeg het zijn huidige vorm.
1. Paardenkastanje
Als u de ingang van het park gepasseerd bent, ziet u aan uw linkerzijde een rij paardenkastanjes. Duidelijk herkenbaar zijn de restanten van de in het voorjaar zo prachtig bloeiende kaarsen. Nu al is te zien dat er zich meerdere vruchten op de kaars gevormd hebben. De meeste zullen nog afvallen. We zien ook dat de knoppen voor het volgende jaar al gevormd worden. Een kastanje groeit en bloeit alleen in het voorjaar. In juni stopt de groei van de boom, zodat er geen donker zomerhout wordt gevormd. Jaarringen zijner in het zachte witte hout dan ook niet te zien. Het hout heeft weinig waarde. De boom is echter een sieraad voor elk park. Helaas wordt de laatste jaren aan de sierwaarde van de kastanje afbreuk gedaan, want in juli wordt het blad van de kastanje vaak al helemaal bruin. De kastanje-bladeren op de foto zijn aangetast door de larven van de kastanje-mineermot. Dit insect is afkomstig uit Midden en Zuid-Europa, is aan een succesvolle opmars in ons land bezig. De aantasting begint met een enkel vlekje in het groene blad. Het motje heeft eitjes in het blad gelegd. De larven die hier uitkwamen vraten zich een weg door het bladweefsel waarbij de opperhuid van blad intact bleef. Ze maakten gangen waaruit het levende bladgroen verdween. Met het verlies van groen blad verliest de boom ook het vermogen tot fotosynthese. De bomen doorstaan de aantasting wel, maar op den duur zal het toch een verzwakking betekenen.. Deze en andere aantastingen maken dat veel kastanjers door verminderde vitaliteit ziek worden. In de bebouwde kom is het overgrote deel van de kastanjers inmiddels ernstig ziek.
2. Landschapspark
Als u bij de zonnewijzer aan de achterzijde van Huys ten Donck staat en de deels met Blauwe regen begroeide gevel in Hollands-Classistische stijl heeft bekeken en u zich omdraait ziet u aan de andere zijde een prachtige doorkijk over de omzoomde weilanden van het landgoed. Het park is het oudste voorbeeld van een landschapstuin naar Engelse stijl in ons land. De bedoeling was een minilandschap te scheppen met de natuur als voorbeeld. Er ontstond veel variatie: bospartijen en open ruimten, een slingerende beek, grote en kleine waterpartijen en een watervalletje als rustpunt bij een brug achter op het landgoed. Als aankleding werd bij de oogvormige vijver in 1781 een ruïne gebouwd. Evenals van het huis is de ontwerper van het park onbekend. Omdat er maar weinig is veranderd kunnen we nog steeds getuige zijn van het zeer geslaagde ontwerp.
3. Tennisbaan
4. Weide
Het landgoed is ook een stukje economische historie. Het moest niet alleen mooi zijn om rond te wandelen. Het moest ook nuttig zijn. De houtproductie was vroeger van belang, het hout werd vaak op het landgoed zelf gebruikt. In het weiland liepen de paarden die de koets moesten trekken. Rondom het weiland is een smalle boomgordel aangelegd om die een plezierige rondwandeling mogelijk te maken. Aan de westkant is deze wat breder om de wind tegen te houden. In het weiland zijn hier en daar een boomgroep aangeplant ter stoffering van het landschap. En wat is aardiger dan nu de “moderne landschapbeheerders” te zien uitrusten onder een oude eik.
5. Reigers
Jaarlijks nestelen in het park ca. 80 paren reigers. Als de jonge reigers het nest verlaten hebben, breekt een moeilijke periode voor ze aan. Onhandig als ze zijn worden ze nog extra gehandicapt door het dichtgroeien van de sloten. Het water raakt bedekt met waterplanten en hun prooi raakt onzichtbaar. Zicht is belangrijk, want bij mooi weer vangt de reiger het meest, omdat bij regen het water troebel en modderig wordt.
Niet alleen jonge reigers hebben het moeilijk. Van de dit jaar geboren jonge vogels sterft 50% binnen een half jaar en 70% sterft binnen een jaar. Hoge cijfers, maar uiteindelijk selecteert de natuur voor elke volwassen vogel in het algemeen maar één opvolger. De rest is een ingebouwde reserve. Bij een onverwachte sterfte kan het volgende jaar door het overvloedige voedselaanbod de populatie snel worden aangevuld.
6. Fluitenkruid
In het voorjaar komt het fluitenkruid snel tot ontwikkeling. Maar in de vroege zomer het weer snel verdwenen. Meer dan een keer per jaar maaien en volop schaduw verdraagt het niet. Fluitenkruid groeit daarom vaak in de bosrand maar ook op polderkades omdat die die niet vaak gemaaid worden.
Na zaad te hebben gemaakt verdort de plant. En in het midden van de zomer is de plant weer verdwenen.
De naam heeft de plant te danken aan het feit dat van de holle stengel een kinderfluitje gemaakt kan worden.
7. Wilde rozen
Aan het begin van de polderkade staan aan de zonzijde in de vroege zomer van juni tot augustus twee rozenstruiken te bloeien.
Ze hebben rose bloemen. De één, is een Hondsroos en de ander een Egelantier.
Het verschil is alleen te ruiken. Alleen de Egelantier verspreidt na het kneuzen van het blad een zure appelgeur. De Hondsroos, die geen geur afgeeft, wordt soms als onderstam voor gekweekte rozen gebruikt. In de duinen en in Zuid-Limburg komen deze rozenstruiken nog algemeen voor.
8.Vleugelnoot
Net voor u bij de greppel met vlonder bent, staat u bij een prachtige vleugelnoot. Ze is herkenbaar aan een diep gegroefde bast en samengestelde bladeren. Rondom de boom staat veel wortelopslag. Het is een prachtige sierboom die in de herfst en winter is behangen met wel 50 cm lange slierten groene vleugels waarin zich nootjes bevinden. Als u de boom nader bekijkt, ziet u dat hij hol is. Een holle boom kan springlevend zijn, maar hij is kwetsbaarder voor windschade. Het kernhout dat is weggerot, voorzag de boom van een stevig skelet. De sapstromen van de boom spelen zich af vlak onder de schors. Deze worden dus niet gehinderd en de boom kan verder blijven leven.
9. Bladmineerder
Als u de vijver rond gaat, ziet u enkele mooie hulststruiken staan. Aan zo’n struik zitten verschillende minder mooie blaadjes. Het lijkt of er een blaasje in zit. Dit zijn de mijngangen van de bladmineerder. Bladmineerders zijn larven van verschillende soorten insecten. Deze hebben aan de onderkant van het blad bij de nerf eitjes afgezet. De hieruit ontwikkelende larfjes boren zich in de nerf en hollen vandaar het blad uit. Ze overwinteren in het blad en in het voorjaar verpoppen ze zich, vliegen uit, paren en zetten hun eitjes op hulstbladen af. Daarna begint de cyclus opnieuw.
10. “Uniek” bos
Als u over de kantelbrug staat u in een uniek bos. Waarom uniek? De bossen in Nederland zijn in hoofdzaak pas rond de eeuwwisseling aangelegd. Vooral op de wat armere gronden. De Veluwe was toen zo kaal, dat vanaf de Posbank bij Arnhem de schepen op de Zuiderzee te zien waren. Voor zo’n bos als dit gaan eeuwen heen. Daarnaast groeit het niet op arme, maar juist op vruchtbare grond. Ook werden niet de beste maar juist de slechtste bomen verwijderd. Het gevolg is veel afwisseling, jonge en oude bomen in diverse soorten. Ook is veel aandacht besteed aan de verscheidenheid van planten en struiken. Inheemse soorten waren niet voldoende; van heide en verre werden bomen en planten aangevoerd. En velen bleken hier goed te gedijen. Door de grote afwisseling aan planten kunnen in zo’n betrekkelijk klein gebied toch vele diersoorten leven. Let vooral eens op de vele vogelsoorten die u hier kunt waarnemen. Een roofvogel als een sperwer zit graag op de uitkijk met zicht op het weiland.
11. Heesters
Aan het begin van de zomer valt aan het eind van de brede beeldenlaan de bloei op van de Deutzia. Deze overdadig bloeiende struik komt uit Japan en China. Op deze plek heeft u een mooi uitzicht op Slikkerveer. Als u nu linksaf slaat, het smalle laantje in, dan valt terzelfder tijd de zware geur van de Boerenjasmijn op. Deze prachtige heester met mooie witte bloemen en die heerlijk geurt wil overal groeien. Ze is in het verleden langs vele paden aangeplant. Omdat sommige paden verdwenen zijn, is er over gedacht deze terug te vinden door het “spoor” van deze plant te volgen.
12. Tulpenboom
Als we onze weg tussen twee prachtige wintergroene heesters (aucuba) door gevonden hebben, komen we bij een open stuk, waar we links van ons een statige boom zien. (Mocht het dicht gegroeid zijn, dan loopt u iets verder op de wandeling even terug) Als deze boom in juni bloeit is alleen dit al een bezoek aan het park waard. Ze is dan beladen met 5 cm grote op tulpen gelijkende geel met rose bloemen. Ook aan de opvallend gevormde bladeren is hij goed te herkennen.
Er zijn versteende afdrukken van gevonden van voor de ijstijd in Europa. In 1656 is hij opnieuw ingevoerd uit Noord-Amerika. De indianen noemen hem kanoboom, omdat uit een boomstam wel een 20 meter lange kano gemaakt kon worden.
13. Bosplanten
14. Italiaanse aronskelken
Tot ziens
Heerlijk toch zo’n plekje in de drukke randstad. Hier vindt u een bijzondere flora, waarvoor het de moeite loont om die in alle seizoenen te aanschouwen.
Rondwandeling plattegrond met cijfers behorende bij de wandeling:
(Tip Is deze niet zichtbaar ververs dan de pagina)