Voorjaar en zomer, een wandeling in het Ridderkerkse griend

Een beschreven rondwandeling.

 

 

 

 

Aart van Dragt

 

Blauwborst

 

Nederland is eigenlijk het enige land waar een griendcultuur bestaat. Elders, zoals in Polen en het oostelijk deel van Duitsland vindt men wel wilde vloedbossen waar wilgentenen gesneden worden. Maar alleen in os land ontwikkelde zich zo’n intensieve griendcultuur. Omstreeks 1950 trad een forse terugslag op in de griendmarkt. Hierdoor liep het aantal grienden terug. Op dit moment bestaat nog minder dan een tiende deel van de grienden van het begin van deze eeuw. Grienden zijn op akkers aangeplante wilgen die, om de 1 tot 4 jaar, in de winter worden geknot (gesnoeid). Vooral in het eerste en tweede jaar na het knotten zien we in de zomer tussen de wilgenstobben een explosieve plantengroei. Die planten scheppen samen met de vochtige atmosfeer en de jonge sappige wilgenscheuten gunstige omstandigheden voor veel insecten.

Rietzanger

 

Deze insecten trekken weer vogels aan . O.a. de fitis, tjiftjaf, roodborst, winterkoning, kool en pimpelmezen. In de rietkraag langs de Gorzenplas kunnen we de prachtige Blauwborsten de rietzanger aantreffen. Kortom er bestaat een hele specifieke levensgemeenschap. Omdat de commerciële griendcultuur na de voltooiing van de Deltawerken tot het verleden behoort, zijn er slechts enkele griendculturen bewaart gebleven. Dit 15 ha. grote griend is een van de laatste getijdengrienden van ons land. Behalve langs de rivieren de Noord en de Oude Maas is het getijde griend uit bijna geheel Europa verdwenen door het afsluiten van de zeearmen. Het verschil tussen eb en vloed bedraagt hier ongeveer 90 centimeter.

 

Rondwandeling plattegrond met cijfers behorende bij de wandeling:
(Tip Is deze niet zichtbaar ververs dan de pagina)

 

1. Gorzenplas

We wandelen over de zomerkade die de langgerekte plas tegen instromen van voedselrijk water moet beschermen. Dit om te voorkomen, dat door het voedselrijke water de plantengroei zou toenemen en daardoor de plas snel zou dichtgroeien.


De plas dankt zijn ontstaan aan de achter de plas gelegen deltadijk. Bij de aanleg van de dijk, medio 1972/73, heeft men ter plaatse klei weg gegraven om het zandlichaam te bekleden. In zeer korte tijd ontstond een prachtig natuurgebied. Aan de haaks op de dijk groeiende rietkragen is nog de ligging van de vroegere poldersloten te herkennen. De slibberige klei van deze sloten was onbruikbaar voor de dijk en daarom liet men ze ongemoeid. Juist op deze ondiepten greep het riet zijn kans. Het oorspronkelijke plan was de plas te dempen met de griend uit de in 1975 te graven nieuwe Ridderkerkse haven. Tegen deze plannen hebben natuurliefhebbers met succes een zware strijd gevoerd. Nu kunnen we genieten van tal van watervogels die hier een goede broed- en voedselgebied vinden. Zeldzame zwarte sterns of algemene kopmeeuwen in gezelschap van gier- en andere zwaluwen, scheren boven het wateroppervlak. Dat is toch prachtig! Een fuut met jongen op zijn rug tussen waterlelie, gele plomp of pijlkruid! Naar libellen happende kikkers en padden, het is allemaal mogelijk. Oevers, waar tussen het riet de karekiet en soms zelfs een blauwborst zijn aanwezigheid laat horen,. In het voorjaar bloeit tussen het wuivende riet o.a. de dotterbloem en de gele lis.

Gele lis (Iris pseudacorus)

Van mei tot juli staat de gele lis , als een koningin , te pronken langs de waterkant. Het is een vrij algemeen voorkomende , maar beschermde plant met stijve zwaardvormige bladeren. De bloemen hebben een schitterend honingmerk om insecten te lokken. Wanneer de bloemen uitgebloeid zijn ontstaan de kommerachtige vruchten, hierin zitten platte zaden keurig in rijtjes opgeborgen. Als de zaaddoos openspringt, blijven de zaden eerst drijven door de lucht die erin bevindt. Door de wind worden ze voortgedreven. Later raken ze verzadigd door het vocht en zinken langzaam naar de bodem en wachten daar tot het moment gekomen is om te ontkiemen. Op deze wijze weet de plant zich te verspreiden.

 

De zwarte stern

Soms vlak boven het water vliegend en af en toe een flitsende duik makend, patrouilleert de zwarte stern. Met haar spitse grijze vleugels lijkt ze op een visdiefje, maar in de zomer is ze getooid met een zwarte kop en borst. In ons land broeden tussen de negenhonderd en de dertienhonderd paar zwarte sterns. Hiermee is ons land het belangrijkste zwarte sterngebied van West Europa. De zwarte stern is slechts een deel van het jaar in ons land aanwezig. Rond eind april arriveert ze om in de laagveenmoerassen te nestelen. De meeste zwarte sterns nestelen op drijvende plantendelen. Eind augustus zijn ze weer verdwenen en op weg naar de Westafrikaanse kusten.

 

Reigers

Aan de voet van de Deltadijk staat meestal wel een reiger. Als rond mei de jonge reigers het nest verlaten hebben, breekt een moeilijke periode voor ze aan. Onhandig de jongen nog zijn worden ze nog extra gehandicapt door het dichtgroeien van de sloten. Het water raakt bedekt met waterplanten en hun prooi raakt onzichtbaar. Dat zicht belangrijk is, blijkt wel uit het feit dat bij mooi weer de reiger veel meer vangt dan bij regenachtig weer. Door de regen wordt het water troebel en modderachtig. Van de dit jaar geboren jonge vogels sterft 50 procent binnen een half jaar en 70 procent binnen een jaar. Hoge cijfers, maar uiteindelijk selecteert de natuur voor elke volwassen vogel in het algemeen maar 1 opvolger. De rest is een ingebouwde reserve. Bij onverwachte sterfte kan het volgende jaar door overvloedig voedselaanbod de populatie snel worden aangevuld.

De aalscholver is terug

Regelmatig zien we langs de rivier weer aalscholvers vliegen. Hun typische silhouet sluit verwarring met andere vogelsoorten uit. Voor mij heeft hij iets van een supersonische straaljager. Een lange romp en de vleugels beginnen pas ver naar achteren.
De vogel is eeuwenlang door de mens bestreden. Want die was even gek op paling en vis als de aalscholver. Ook werd niet graag gezien dat er zich ergens een kolonie aalscholvers nestelde. Door de bijtende uitwerpselen gingen de bomen al snel dood.

Door verbetering van de waterkwaliteit heeft populatie zich hersteld. Nu kunnen we aan de voet van de Deltadijk de zwarte vogels hun vleugels zien drogen. Dit is nodig want aalscholvers zijn lek en worden nat als ze naar voedsel duiken.

 

Futen

Futen zijn veel algemener dan vroeger. Lange tijd zijn ze door de mens vervolgd. Eerst om de mooie veren waarmee de dames zo graag hun hoed lieten versieren en later door de vissers die in het prachtige dier een concurrent zagen. Het lijkt wel of, sinds deze watervogels niet meer voor de mens op de vlucht hoeven (de fuut is een beschermde vogel), ze minder bang voor de mens zijn geworden. En ze worden steeds talrijker. Het broedseizoen duurt van april tot september. In een seizoen kunnen ze twee tot drie broedsels groot brengen, op een nest van drijvend materiaal. Leuk is te zien hoe ze dan hun grappige gestreepte jongen op hun rug laten meevaren. Vaak met een paar piepend en belende jongen om zich heen zwemmend.

 

Libellen zijn rovers

Nederland is een echt waterland. Water is nooit ver uit de buurt. Rivieren, sloten, meren, moerssen, zelfs ver daar vandaan kun je in de zomer libellen waarnemen. Libellen zijn in principe bij elke waterpartij te vinden mits het water niet vervuild is of te snel stroomt. In Nederland komen 52 soorten voor, waarvan er 34 in aantal achteruit gaan. Elke soort stelt andere eisen aan de omgeving. Het voorkomen van een specifieke soort geeft informatie over de kwaliteit van het milieu ter plekke. Libellen zijn mooie dieren om nader te observeren. Het zijn roofinsecten die hun prooi meestal in de vlucht grijpen. Mannetjes bezetten territoria langs de oever die tegen indringers worden verdedigd. Als een vrouwtje dit gebied binnen vliegt, probeert hij haar tot een paring te verleiden. Na de paring waarbij ze samen als tandem kunen vliegen, zal het vrouwtje de bevruchte eitjes op waterplanten afzetten. Prachtig is te zien hoe ze haar achterlijf kromt en met een legboor een eitje op een water- of oeverplant afzet. Sommige soorten vliegen al eieren leggend laag over het wateroppervlak. De larven leven in het water en zijn eveneens ware rovers. Ze vallen alles aan en ontzien zelfs soortgenoten niet. Na een tot vijf jaar en tien tot vijftien keer vervellen, komt de dag dat de larve langs de stengel omhoog klautert en wacht tot de zon opkomt. Dan volgt de gedaanteverwisseling en komt het volwassen insect te voorschijn. Als de vleugels gedroogd zijn en het dier op temperatuur is gekomen is ze klaar om weg te vliegen.

De grote libellen of glazenmakers verschillen aanmerkelijk van de tengere waterjuffers. In rust houden ze de vleugels gespreid, de waterjuffers vouwen ze samen boven het achterlijf.

2. Verwilderen

We staan nu op een terp waarop vroeger een onderkomen van de griendwerkers stond. Met achter ons een verwilderd griend en voor ons een griend dat wel beheerd wordt.  Vroeger was griendhout gewild.
De takken werden gebruikt om bonenstaken, gereedschapstelen of hoepels voor vaten van te maken. Een belangrijk deel werd als rijshout bij de aanleg van dijken gebruikt. Was er niks van te maken, dan was het altijd nog geschikt als brandhout. Niets ging verloren. Maar helaas is de griendcultuur niet rendabel meer. Omdat het onderhoud arbeidsintensief is en het steeds moeilijker wordt het griendhout kwijt te raken, laat men sinds 1994 een gedeelte van het griend verwilderen. De knotwilgen groeien steeds verder uit, worden topzwaar en vallen om. Vele van rottend hout levende insecten en schimmels krijgen een kans. Specht en boomkruiper voeden zich weer met deze insecten. Dit verwilderende gebied biedt schuilplaats en broedgelegenheid aan veel dieren.

IJsvogel

IJsvogel Foto Jan Tuin

 

Natuurlijk zult u tijdens uw wandeling niet vaak een ijsvogel zien. Mocht u er een zien dan is het vaak niet meer dan een blauwe flits. want de ijsvogel is een schuwe vogel die vaak al gevlucht is voordat u hem kon zien. Maar de ijsvogel komt in het griend voor en hij maaktde zijn hol in de wortelkluit van een omgevallen boom. De ontstane kluit vormt ook een geschikte groeiplaats voor moerasplanten die kunnen groeien omdat het zonlicht op zo’n open plek tot de bodem kan doordringen. Op de lange duur zullen ook elzen, essen en vlieren verschijnen..

 

 

Werkzaamheden

Veel werk moet in de griend verricht worden om de paden begaanbaar te houden. Bij hoge waterstanden in het vroege voorjaar spoelen regelmatig de vlonders weg en wordt een rondwandeling onmogelijk. Ook moet er af en toe in de zomer gemaaid worden omdat hoog opgroeiende kruiden de doorgang erg bemoeilijken. Daarnaast is het onderhoud van de greppels, kaden en duikers een steeds terugkerende activiteit. Het op diepte houden van de greppels vergt zware arbeid. Het wieden om de wilgen te bevoordelen boven de concurrerende kruidengroei wordt achterwege gelaten. De doelstelling natuur is boven productie komen te staan.

Oude knotwilg

Op verschillende plaatsen in het griend staan knotwilgen van een respectabele leeftijd. Ze zijn vaak ouder dan je zou denken. Als we er een nader bekijken zien we in de stobbe een rijk planten- en dierenleven. Door de inwerking van regenwater is het zachte kernhout tot beneden toe vermolmd. De ontstane ruimten bieden goede nestgelegenheid voor vogels. Ook vinden planten er een goede voedingsbodem. De “aarde” uit oude knotten werd vroeger zelfs door bloemmisten verzameld om als potgrond te worden gebruikt. Sommige plantensoorten treffen we zelfs uitsluitend in bomen aan, omdat ze niet tegen overstromingen kunnen.

Kruidengroei

Een gedeelte van het griend is de afgelopen winter gekapt. Omdat het licht hier vrijspel heeft raakt in het voorjaar de bodem snel bedekt met allerlei kruiden. Vooral langs de slootjes die de akkers scheiden kan het eind april geel zien van de dotters. Samen met bittere veldkers, waterpepers, speenkruid en fluitenkruid zorgen ze voor een feestelijke sfeer. Wat later bloeien de forsere kruiden als kattestaart, harig wilgenroosje, valeriaan, moerasspirea en leverkruid (ook wel koninginnekruid genaamd).

Kattestaart (Lythrum Salicaria)

Een van de mooiste bloeiende planten in het griend is de kattestaart. Deze plant trekt in de bloeitijd van juni tot september vele vlinders aan. De karmijnrode pluimen bestaan uit vele kransen die om een vierkante wat bruinrode stengel zijn gerangschikt. Misschien dat men daarom in de volksgeneeskunde oo het idee kwam de plant te gebruiken om bloedingen te stelpen. Hiervoor werd een papje van verse bladeren gebruikt dat op de wond werd gelegd. De blaadjes lijken op die van een wilg wat in de tweede naam Salicaria tot uitdrukking kwam. De hier veel voorkomende wilg is de schietwilg in het latijn: Salix alba

 

 

Moeraspirea (Filipendula ulmaria)

In de zomer valt de forse plant met zijn heerlijke geur wel op. De geur was zelfs zo geliefd dat men de plant plukte en op de vloer van hun huisje strooide. Door erop te lopen begon het hele huis heerlijk te ruiken.

De naam spirea heeft niet toevallig veel gelijkenis met de naam aspirine. In de bloem zit een stofje waarvan de werking op aspirine lijkt. Lang voordat in de 19e eeuw de werking van Acetylsalicylzuur werd ontdekt en het middel aspirine op de markt kwam, was in de volksgeneeskunde bekend dat de moeraspirea en de bast van de wilg als pijnstiller werkte.

Valeriaan (Valeriana officinalis)

De tweede latijnse naam van de plant komen we vaker bij geneeskruiden tegen. De rustgevende werking werd pas in de 18de eeuw ontdekt voordien was de plant bekend als geneesmiddel tegen de pest. De anderhalve meter hoge plant kunt u overal in de griend vinden. de valeriaan bloeit van juni tot september met een scherm van lichtrose bloemen op lange stelen boven grofgeveerd blad. De bladeren zitten tegenover elkaar aan de steel. De meeste mensen houden niet van de eigenaardige geur die de bloemen afgeven. De plant is algemeen bekend om de zenuwkalmerende werking, deze tinctuur wordt uit de wortelstok geperst. Hoewel katten gek zijn op dit kalmeringsmiddel is het niet zo dat de plant katten aantrekt.

 

Koninginnekruid (Eurpatorium cannabinum)

Koninginnekruid of leverkruid bloeit van juni tot september met platte lila-rose bloemschermen. De bloemen trekken veel insecten aan. Diverse soorten hommels, zweefvliegen en lieveheersbeestjes komen bij tientallen voor op deze plant. Niet te vergeten de vlinders als witjes, atalanta’s, kleine vossen, citroen en distelvlinders. Gekweekte variëteiten van deze meer dan een meter hoge plant worden vooral om deze reden tegenwoordig veel in tuinen toegepast. De vorm van de bladeren, die tegen over elkaar staan aan een roodachtige stengel, vormt de aanleiding voor de tweede latijnse naam: cannabinum. Deze bladeren lijken op die van een hennepplant (cannabis savita). De naam leverkruid dateert nog uit de tijd dat de plant als medicinale plant gebruikt werd. Omdat de bloem een leverkleur heeft, dacht men dat deze stoffen bevatte die geelzucht zou kunnen genezen. Dit wordt de signatuurleer genoemd. Maar ook voor zuivering van de nieren en de blaas werd de plant gebruikt.

Haagwinde (Calystegia sepium)

Het is een klimplant waar de griendwerkers vroeger een enorme hekel aan hadden. De meters lange scheuten van deze plant groeien overal overheen en dreigen andere planten te verstikken. De plant verschijnt vooral op plekken in het griend waar takken verbrand zijn. De zaden schijnen beter te ontkiemen als ze licht aangetast zijn door het vuur. Omdat het een voedselconcurrent van de wilg was moest hij bestreden worden. Deze oersterke plant loopt echter altijd via zijn wortelstokken weer uit, zoals vele tuinbezitters ook moesten ervaren. Om de witte kelkvormige bloemen, die tussen juni en september verschijnen, noemden we de plant “pispotje”. De bloemen worden vaak door hommels, bijen en zweefvliegen bezocht. Let eens op de ranken met brede hartvormige bladeren, deze maken windingen tegen de wijzers van de klok in!

 

Spindotter (Caltha palustris var. araneosa)

In de Ridderkerkse, Rhoonse, Carnisse grienden en de Biesbosch bloeit april en mei een plant die uniek is in de wereld. Oppervlakkig gezien lijkt hij een gewone dotterbloem. De bloem heeft een kleur als een eierdooier of het geel van een gewone boterbloem (waar de plant familie van is) en de groene bladeren zijn met niervormig. Alle dotter- en boterbloemen zijn een beetje giftig. Dat voorkomt dat dotter en boterbloemen die in drassige weilanden stonden door het vee werden opgegeten. Helaas zijn ze daar toch grotendeels verdwenen door ontwatering, bemesting en steeds voeger maaien. Hier en daar staan in de polder nog wel dotters langs de slootkant maar voor massale bloei moeten we toch in de grienden gaan kijken. Getijdegrienden zijn de enige plek waar de spindotter voorkomt. De spindotter is namelijk een aanpassing van de plant aan de wisselende waterstanden in dit buitendijkse gebied. Niet toevallig is het voorkomen beperkt tot gebieden met getijde verschillen. De wateren van de Biesbosch, Oude Maas en de Noord staan nog onder invloed van eb en vloed. Vaak is na de bloei pas goed te zien hoe de plant (op knopen) aan zijn stengels witte knolletjes maakt, die als een bosje spinnetjes aan de stengel vast zitten. Deze zijstengel is eigenlijk een bewortelde stek. Bij hoog water laat hij los van de moederplant, drijft weg en als de waterstand zakt blijft hij ergens in de modder steken en kan zo verder groeien. Overigens zien we ook aan de spindotter na de bloei veelzadige bruine vruchten groeien die aan de zijkant openbarsten waarna de zaden met het water weg kunnen drijven.

3. De tijsloot

De brede sloot zorgt voor de aan- en afvoer van het rivierwater. Via greppeltjes staat ze in verbinding met het hele gebied. Toen het griend werd aangelegd, werd om de drie meter een greppel gegraven. De vrijgekomen grond wierp men op een akker. Nu zijn vele greppels dicht geslibd. Het baggeren van de greppels gebeurd nauwelijk meer. Riviervis trok in het voorjaar de grienden in om hun eitjes af te zetten in het ondiepe en daardoor wat warmere water. Door de ondiepten en door de vele versperringen van takkenbossen is dit nu vaak niet meer mogelijk. De modderige greppels vormen een favoriete standplaats voor veel moerasplanten.

 

 

Het koekoeksjong

In de tweede helft van april horen we de alom bekende roep van de koekoek weer. De eersten zijn net terug uit Afrika. Het is het mannetje dat roept, het vrouwtje brengt een soort hinnikend geluid voort. Bijna iedereen weet dat de koekoek zijn ei in het nest van een andere vogel legt, maar hoe gaat dat nu in zijn werk? Binnen haar gebied spoort vrouw koekoek zoveel mogelijk nesten van mogelijke pleegouders op. Niet elke koekoek zoekt de zelfde pleegouders. Allicht is het de soort waarbij ze zelf is groot gebracht. Het vaakst worden heggemussen, graspiepers en kleine karekieten bezocht. In totaal zijn 40 vogelsoorten bekend die worden bezocht door de koekoek. Vrouw koekoek legt haar eieren in 8 tot 12 nesten, die ze scherp in de gaten heeft gehouden. In haar lichaam bewaart ze een kant en klaar ei gedurende 24 uur. Dit ei is erg klein voor de behoorlijk grote koekoek en lijkt op dat van de pleegouders. Als een van de mogelijke kleine pleegouders ’s morgens vroeg een ei heeft gelegd en opgelucht voedsel gaat zoeken komt vrouw koekoek snel naar het nest gevlogen. Ze slikt een van de eieren in en legt haar iets grotere ei er voor in het nest. (Als ze betrapt wordt is het een grote ruzie.) Het ei heeft een iets dikkere schaal om deze behandeling te kunnen verdragen. Een koekoeksei heeft een korte broedtijd van 12 ½ dag nodig. Het koekoeksjong komt meestal als eerste uit het ei en zodra het jong voldoende krachten heeft verzameld, werkt het de andere eieren uit het nest. Drie weken lang zullen de veel kleinere pleegouders insecten aanslepen om het hongerige koekoeksjong te voeden. De jonge koekoek groeit zonder soortgenoten op want die zal het pas in Afrika ontmoeten. Al in de zomer trekken volwassen koekoeken weer naar Afrika en in september moet het jong in zijn eentje de weg zien te vinden.

Groot springzaad (Impatiens noli-tangere)

Oranje springzaad

 

Groot springzaad is een eenjarige plant, die in juli en augustus bloeit met opvallende gele mutsjes. Het is familie van het vlijtig liesje. De meestal onder de bladeren hangende bloemen worden bezocht door hommels.

Oranje springzaad (Impatiens capensis)

Wie goed rondkijkt zal ook het Oranje springzaad aantreffen. Deze plant die de afgelopen tien jaar aan het inburgeren is, is afkomstig uit Amerika. Beide soorten horen tot de familie van de (spring-) Balsemienen. Als u een rijpe vrucht in uw hand houdt, weet u hoe deze plant aan zijn naam is gekomen.

 

Brandnetels, om te koesteren..

Er groeien veel brandnetels (Urtica dioica) in het griend, omdat de plant een voorkeur heeft voor voedselrijke groenden. Mens en dier hebben ontzag voor deze plant. Dat is natuurlijk precies de reden waarom deze plant van brandharen is voorzien. Zelfs koeien laten de plant staan. Maar als ze gemaaid zijn, is het gif na enige dagen verdwenen en is de plant een lekkernij voor deze dieren. Verse netels (als gekookte spinazie bereid) zijn een gezonde groente die veel waardevolle mineralen bevat. Vroeger behoorde de brandnetel tot de magische kruiden die oude wijze vrouwen op vele manieren gebruikten. Bij onweer wierp men een stukje in het vuur om onheil te voorkomen. Op biervaten gelegen voorkwam het bij onweer dat het bier zuur werd. Mensen met veel last van hoofdpijn werd aangeraden om op een kussentje gevuld met brandnetels te slapen. Tot de zeventiende eeuw werden uit stengels van de brandnetels neteldoek vervaardigd. Zelfs in de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers bij gebrek aan katoen de brandnetelvezel weer gebruikt om kledingstukken voor de soldaten te vervaardigen!

Mocht u na het bovenstaande nog enige reserve voor de brandnetel koesteren, lees dan het volgende; de nachtegaal broedt bij voorkeur tussen de brandnetels. De rupsen van onze mooiste dagvlinders hebben de brandnetel als voedselplant nodig. Dus wilt u veel vlinders in uw tuin, zorg dan voor brandnetels op een zonnig plekje, want daar komen vlinders juist op af om hun eitjes af te zetten. En als u af en toe een stukje afknipt om in de soep te doen, dan krijgen de rupsen tekens de jonge blaadjes waar ze zo gek op zijn.

4. Gebruik

Als we langs de oevers van de Noord teruglopen, is duidelijk te zien dat niet alle wilgen even lange takken dragen. Eens in de drie jaar worden in de winter de wilgen van hun takken ontdaan. In het verleden werden de takken verkocht om al naar gelang hun lengte en dikte te worden gebruikt om manden, palingfuiken e.d. van te vlechten. Dikkere takken dienden als bonestaken of om zinkstukken van te vervaardigen. Deze werden veel gebruikt bij de aanleg van de Deltawerken.

Schermbloemen

Kruidlaag van bloeiend Fluitenkruid

 

Schermbloemen is een familie van plantensoorten waarvan de vele kleine bloemen met elkaar een scherm vormen. Zo’n scherm is samengesteld uit vele schermpjes. Als deze bloempjes bloeien vrijwel gelijktijdig.

Het fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) is de eerste schermbloem die in de tweede helft van de lente het griend in een bruisende tooi zet. Het algemeen voorkomende fluitenkruid heeft vele volksnamen, zoals Hollands kant en dolle kervel. Wie goed kijkt kan heel mooi zien dat de buitenste bloemen van het bloemscherm extra groot zijn. Dit zijn lokbloemen. Het prachtige op varens of wortelloof lijkende blad is het hele jaar te zien.

 

Berenklauw

Wat later in het jaar komen de forse schermbloemplanten in bloei. Een plant die in het griend meer dan normale afmetingen bereikt is de gewone berenklauw (Heracleum sphondylium L). Lang de bermen treffen we deze plant regelmatig aan en hier heeft ze een lengte van circa 75cm. In het griend bereikt ze regelmatig dank zij de voedselrijke bodem een lengte van meer dan 1.50cm. Je zou hem bijna verwarren met de de uitheemse grote berenklauw (Heracleum mantegazzium), die ook hier en daar verwilderd wordt aangetroffen.

Berenklauwen hebben een behaarde stengel en bloeien met vrij platte bloemschermen vanaf juni tot september. Als ware het een reclamebord, zijn de buitenste kroonbladen extra groot. Op de gemakkelijk bereikbare nectar en stuifmeel lomen vele insecten af. Bekend is het verschijnen van de rode kortschild kever, het soldaatje (rond 24 juni). Ook trekken ze vele op wespen gelijkende zweefvliegen aan. Steken doen ze echter niet. Zweefvliegen zijn van wespen te onderscheiden, doordat zij twee en wespen vier vleugels hebben. Wespen zijn ook veel actiever. Zweefvliegen kunnen in de lucht stilstaan. Vogels die eenmaal een slechte ervaring met de angel van een wesp hebben gehad laten deze een volgende keer wel vliegen. Hiervan profiteert de op een wesp gelijkende zweefvlieg.

Engelwortel

 

Engelwortels zijn twee jarige planten. Het eerste jaar onkiemen ze en maken wat blad en pas het tweede jaar komen ze in bloei en maken zaad waarna ze de winter meestal niet meer overleven. Ze zijn te herkennen aan een gladde buisvormige stengel en een bolle bloemscherm. Deze plant kan wel 2 tot 3 meter uitgroeien.

De gewone engelwortel (Angélique sauvage) heeft een gootvormige bladsteel maar de grote engelwortel (Angelica archangelica) heeft dit niet. De grote engelwortel bereikte via de Rijn ons land in 1934. We treffen deze plant veelvuldig langs de oevers in het rivierengebied aan. Eeuwen geleden gebruikten kloosterlingen delen van de grote engelwortel als smaakmaker in de Benedictine likeur. In de naam engelwortel komt het woord engel voor. De aartsengel Gabriel zou plant als geneesmiddel tegen de pest aangewezen hebben.

 

 

4/5. Eerbied voor de vlier

Op de wandeling tussen punt 4 en 5 komt u lang een flinke vlier.

Vlierbloesem

 

Half juni verschijnen overal de prachtig roomwitte bloemschermen van de vlier (Sambucus nigra). Hun heerlijke geur ruik ik al van verre, maar niet iedereen vindt de vrij sterke geur aangenaam. Maar ze trekt vele insecten aan en dat is juist de bedoeling. De gewone Europese vlier wil overal groeien, soms wel twee meter per jaar. Vlieren worden zelden aangeplant, toch komen ze overal voor. Daar zorgen vogels voor. Aangetrokken door vitaminerijke bessen zorgen ze onbedoeld voor de verspreiding van de plant. Zelfs in knotwilgen komen we regelmatig een vlier tegen.

Omdat een vlier zoveel voorkomt vinden we de plant heel gewoon. Vroeger had men meer ontzag voor de vlier. Zo’n nuttige plant, daar moest wel een goede geest in huizen. Een vlier vernielen zou ongeluk brengen. Kappen was toegestaan mits men de plant vooraf voldoende verontschuldigingen aanbood. Een vlier was zo nuttig dat, volgens een handboek uit 1640, er wel 70 kwalen mee genezen konden worden. Alles is te gebruiken. Van bloemen werd lekkere en gezonde limonade bereid. Maar ook een geneesmiddel tegen huid- en longziekten. Van de blauwe bessen in het najaar werd niet alleen wijn gemaakt, die ook hielp ten verkoudheid, maar ook nog een gezonde jam, alsmede een kleurstof. Van de bladeren werd een goede reinigingszalf voor de huid gemaakt, maar ook een zalf tegen wintertenen. De jeugd maakte vroeger van jonge takken blaaspijpen en fluiten, door eerst de merg uit de holle tak te verwijderen. Als de takken ouder zijn, wordt het een van onze hardste houtsoorten. Vroeger werd dit hout gebruikt om kamraden van te maken. Kortom een plant om uit respect de hoed voor af te nemen, zoals men vroeger in Duitsland deed.

Bitter en zoet

Bitterzoet (Solanum dulcamara) heet dit familielid van de aardappel en de tomaat. Deze klimplant werkt zich met zijn kronkelende stengels omhoog tussen de takken en de planten. De paarse bloemen met de gele snavel van samengegroeide helmknoppen veranderen in de zomer in rode kralen. Vaak zijn bloem en vrucht tegelijk aan een zelfde plant te zien. De plant heet bitterzoet omdat de stengel eerst bitter en daarna zoet smaakt, als je er op kauwt. Wel uitspugen na de proef want het loof van de plant bevat evenals dat van zijn bovengenoemde familieleden giftige stoffen.

 

 

5. Groot hoefblad (Pétasite officinal)

Deze hoek staat vol met de opvallend grote bladeren van het groot hoefblad. Het is familie van het klein hoefblad, dat al in februari met een soort gele paardebloemen bloeit. Het groothoefblad bloeit in maart/april met bleek rose, hyacintachtige bloemtrossen, die allerlei insecten trekken. De dan pas verschijnende bladeren werden vroeger door boerinnen gebruikt om verse waar, als boter, te verpakken om deze naar de markt te brengen. Door verdamping van het vocht uit het blad bleef het produkt lekker koel. Bij een onverwachte regenbui is het blad nog steeds bruikbaar als paraplu.

6. Bloemendijk

Deze op het zuiden gelegen dijk vertoont in de zomer een geweldige bloemenpracht. Hier zijn planten te zien die vroeger in het weidegebied te zien waren. Door gebruik van kunstmest, verlaging van de grondwaterstand en overbemesting met organische mest zijn de meeste planten daar verdwenen. In het begin van de 19e eeuw bemestte men alleen de weilanden waar ’s zomers vee graasde. Het hooiland werd niet bemest. Dit hooiland werd een of tweemaal per jaar gemaaid. Met het hooi werden de voedingsstoffen afgevoerd. Diverse prachtig bloeiende planten van voedselarme groenden gedijen hier in plaats van stikstofminnende grassen. Om een voedselarme situatie te creëren waarin deze planten zich kunnen handhaven, wordt het dijklichaam jaarlijks eenmaal gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Indien dit jaarlijks op een zelfde moment gebeurd kunnen de zelfde planten zich jaarlijks uitzaaien. Het resultaat is een grote rijkdom aan plantensoorten. Door het hoogte verschil ontstaan verschillende milieus . Met het regenwater stromen voedingsstoffen uit de bodem omlaag. Hierdoor zijn de lager gelegen delen van de dijk vochtiger en voedselrijker, wat zich weer uit in de plantengroei. Er groeien o.a. rode en witte klaver, kleine en hopklaver, smalle weegbree, paars knoopkruid, glad walstro, margrieten en pinksterbloemen.

Waardevol

Nog geen halve eeuw geleden stonden alle rivieren in open verbinding met de zee. Door afsluitingen van de zeearmen in het kader van de Deltawerken is tussen 1950 en 1986 alleen de Nieuwe Waterweg open gebleven. De getijde beweging kan alleen in die aangesloten riviertakken doordringen. De natuur, verbonden met het geijde gebied, is daardoor zeldzaam geworden. Deze zeldzaamheid legt grote verplichtingen op aan de beheerders van natuurterreinen. Dit slechts 15 ha grote gebied vertegenwoordigt nog natuurwaarden die herinneren aan de oorspronkelijke rivierdelta. Het gebied staat in nauw contact met de Crezeepolder, het Stormpoldervloedbos, de Grote en de Kleine Zaag en het griend voor Huys ten Donck. Hierdoor is een uitwisseling van planten en dieren mogelijk. De gebieden beïnvloeden elkaar in gunstige zin.

Niet vergeten mag worden, dat grienden horen bij het typische Hollands landschap. Het behoud is van belang i.v.m. hun grote rijkdom aan planten en dierenleven maar ook zijn ze van grote cultuurhistorische waarde.

Meer lezen over de Ridderkerkse griendhttps://www.natuurvereniging-ijsselmonde.nl/ridderkerkse-griend/