Rondje Naardermeer.

Aart van Dragt


Het is in de tweede helft van april. Deze tijd van het jaar is zo prachtig.
Paarde- en pinksterbloemen in de weide, dijkweggetjes omzoomd met geel koolzaad en bruin uitlopende populieren.
Bloeiende fruitbomen bij oude boerderijen.  Een onbedwingbare lust tot wandelen en de voorspelling van een uit het zuiden opkomend front met regen doet mij deze dag mijn heil in noordelijke richting te zoeken.

Een rondje Naardermeer (17 km) stond al enige tijd op mijn verlanglijstje. Als ik even buiten Naarden mijn auto parkeer komt er net een stelletje aanlopen. Aan de uitrusting te zien ervaren wandelaars. Hoe te beginnen aan het rondje Naardermeer vraag ik. Uitleg volgt. De aangewezen richting gaat tegen de wijzers van de klok in. (Later blijkt dat met de klok mee beter is aangegeven.) Als je ons volgt kom je er vanzelf, is het tot besluit. Op enige afstand volg ik het stel.
Het gaat dwars door een broekbos met elzen, berken en ontrollende varens. De verende veenbodem is zo nat dat er een planken pad op palen is aangelegd. Het stel loop ik nog twee keer achterop. De eerste keer als ze naar een grote bonte specht staan te kijken. Vorig jaar hoorden we in die boom de jongen piepen, wijzen ze mij. Een dode berk blijkt een echte spechtenflat. Wat later zie ik ze terug bij een observatiehut. Ze gaan al terug. Niets te zien zeggen ze, maar ik besluit toch even te kijken.

De plas is inderdaad bijna leeg. Maar in het riet krast, snort en ratelt het volop. Na enig opletten zie ik een rietgors in de top van een lisdodde en een snor halverwege een rietstengel. Het stel is allang weg en zie ik op deze tocht niet meer terug.
Bij een andere hut later op de tocht het zelfde tafereel. Weinig op de plas, alleen een meerkoet maakt een dompeling. Een net gearriveerde jonge natuurvriend kijkt op de vogelplaat op de achterwand en vertelt zijn vriendin dat ze zojuist een brilduiker hebben gezien. Bij de derde hut zit ik alleen. Het is in de Boven Meent. Dit is een nieuw gebied en grenst in het zuiden aan het Naardermeer. Het is de eerste aanzet tot een verbinding met de Ankeveense plassen en het gebied moet het Naardermeer voor uitdroging helpen behoeden. Op voormalige landbouwgronden zijn in 1997 verschillende flinke plassen gegraven. Talloze slobeenden, krakeenden, aalscholvers maken gebruik van deze welkome voedselbron. Overal gekwaak van kikkers. De statige gestalte van de grote zilverreiger trekt de meeste aandacht. Een purperreiger vliegt met lome vleugelslag over. Een zwarte stern is op insecten jacht en dat gaat heel wat energieker.

Als ik even later verder loop, zie ik een groep van wel twintig vogelaars met hun telescopen richting de plassen gericht.  Een groepje Dwergsterns!
Deze zeldzame vogels zitten te suffen op een zandplaatje.
Dichtbij langs de oever overal rietgorzen en kleine karekieten. Vele tientallen grauwe ganzen hebben besloten hier de zomer door te brengen. Wellicht zitten velen al te broeden. De route gaat verder door voormalige weilanden en wat nieuwe plassen. Deze plassen zijn bij de vogels nog niet in trek. Een kleine kudde Galloways helpt de beheerder. Op een paaltje trekt een klein vogeltje de aandacht. Een tapuit! Voordat ik het maskertje goed in de kijker heb vliegt het vogeltje weg om een lekkernij op te pikken, maar even later zit het weer op de uitkijk. Bij de oude visserij heeft Natuurmonumenten een klein bezoekerscentrum ingericht waar ook koffie verkrijgbaar is.

Gelaafd en uitgerust ga ik op pad om het laatste stuk naar Naarden af te leggen. Aldaar besluit ik om nog even de machtige oude vesting te bekijken. Dan is de dag weer bijna om en het vestingmuseum moet tot een volgende keer wachten. Als ik thuis kom schijnt in Ridderkerk nog steeds de zon.