Aart van Dragt
Er zijn fokstations voor otters, opvangcentra voor zeehonden, vogels en egels. Weidevogels moeten worden beschermd, vlinders en bevers worden geherintroduceerd. Allemaal tekenen die wijzen op de slechte staat van de natuur.
We trachten te redden wat we kunnen. We willen nog niet geloven dat veel van deze dieren in het rijtje; wolf, beer en oeros, als zijnde uitgestorven, thuis horen. We leven in een tijdperk dat spoor- en wegbermen tot wegen der natuur zijn bevorderd.
Natuur in de marge. Maar of het helpt? Midas Dekker heeft eens geschreven hoe snel een dier in gevangenschap degenereert. Omdat er geen beroep op wordt gedaan is na enkele generaties de herseninhoud al afgenomen en het gedrag veranderd. Het nog maar enkele tientallen jaren in gevangenschap levende Prezwalski-paard kan nu het hele jaar voortplanten. In het wild is dit dodelijk voor in de herfst en winter geboren veulens. Deze nieuwe huisdieren zetten we in het wild uit.
Veranderingen kunnen niet zo maar weer ongedaan worden gemaakt. Honderden jaren geleden werden varkens op mooie onbewoonde eilandjes uitgezet om van scheurbuik gebitloze matrozen van vers vlees te voorzien. Na eeuwen in het wild te hebben geleefd blijken ze nog even dom als ons huisvarken. Dat is heel wat minder herseninhoud dan waarover een wild zwijn beschikt.
Wat weg is komt niet terug. In onze natuurontwikkelingsgebieden groeien spontaan “inheemse” bomen waarvan de genen uit verre streken stammen. Soortecht inheems materiaal is zeer zeldzaam en soms zelfs uitgestorven. Onze natuur is al jaren aan het aftakelen. Ze verkeert in een zeer bouwvallige staat. Bovengenoemde projecten, waarmee we natuur willen redden, zijn de stutten waarmee we het karkas overeind proberen te houden. In afwachting of er ooit voldoende geld komt voor renovatie.
Maar blijf deze projecten steunen…..
Want bouwvallen zijn o zo schilderachtig