Aart van Dragt
Net heb ik mij in mijn slaapzak geworsteld of daar hoor ik het weer. Shieeek, shieeek klinkt het boven het kampeerterrein. Wat vliegt daar toch? Meeuwen misschien?
In de brochure die bij aankomst werd verstrekt stond te lezen dat je op moest passen met het bewaren van je huisvuil. Vuilniszakken werden door de meeuwen geïnspecteerd op hun mogelijk eetbare inhoud. Die middag had ik het resultaat gezien. In het dalletje voor mijn tent lag de inhoud van de vuilniszak van de buren verspreid. De zak zelf vertoonde grote scheuren maar was bijna leeg. Maar het is al aardig donker en het lijkt mij onwaarschijnlijk dat meeuwen ook ‘s nachts rondvliegen.
Enige uren later werd ik wakker, weer dat gekrijs. Nu moest ik het fijne ervan weten. Na de slaap uit de ogen gewreven te hebben, ritste ik de tent open. In een stille nacht geeft dat nog een flinke herrie. Toen ik even later buiten stond en naar een flonkerende sterrenhemel keek was er dan ook niets meer te horen. Na enige tijd kroop ik danig afgekoeld weer in mijn slaapzak. De volgende avond besloot ik wat langer op te blijven. Een klein uur na zonsondergang klonk in de verte achter de dennenbosjes het klagende geluid weer. Het kwam geleidelijk dichterbij. Opeens meende ik het aan de rand van ons veldje te horen. Een grijze massa plofte uit de bomen vlak voor een tent waarvan de bewoners al sliepen. Een uil! Maar welke?
Voor ik dichter bij kon komen was het dier weer verdwenen. Snel mijn verrekijker opgehaald. Even later zag ik de zwarte schim over het duin vliegen en de vogel landde voor een konijnenhol. Voor een duidelijke determinatie was het te donker. De vogel begon ritmisch te bewegen, hele bovenlichaam ging op en neer en dat met zijn gezicht gericht op de ingang van het hol waar het vlak voorzat. Ondertussen hadden mijn activiteiten de aandacht van andere campinggasten getrokken. Gewapend met diverse kijkers stonden we samen op het duin. Welke uil is het, was de vraag. Ik wist het nog steeds niet want voor mijn kijker was het eigenlijk te donker. Nadat de uil verder het duin in was gevlogen vertrok iedereen naar zijn tent
Wat later in m’n slaapzak gelegen vond ik het antwoord bij licht van een zaklantaren in Het Beste Vogelboek. Het was een bosuil. Meneer bosuil laat de bekende roep hoe-hoe-hoe- oe –oe horen, een geluid dat ik al eens op een avond beluisterde bij de singel langs de Reyerweg. Onder de eenden veroorzaakte dit een grote paniek. Maar mevrouw bosuil houdt er een heel ander geluid op na, het werd omschreven als ‘kewik’. Volgens het boek broedt de bosuil niet altijd in een holle boom, of in het nest van sperwer of eekhoorn maar soms ook in een hol onder de grond. Zouden er soms jonge vogels in het konijnenhol zitten?
Wie wil weten wat de uil heeft gegeten kan braakballen hun favoriete rustboom onder de boom zoeken, daarin zitten de onverteerbare voedselresten zoals haar, botjes en dekschilden van kevers. Met een paar jongelui werden de volgende ochtend de dennenbosjes afgezocht. Helaas is deze boom niet gevonden. Maar de veroorzaker van het mysterieuze geluid was tenminste bekend.