Waarin een klein land groot kan zijn
Aart van Dragt
Nergens vind je zoveel omroeporganisaties, kerkgenootschappen en natuurorganisaties. Nederland heeft niet alleen de minste natuur van Europa maar waarschijnlijk ook de meeste natuurorganisaties.
Met een portefeuille vol creditcards, want elke organisatie heeft ondertussen haar lidmaatschapskaart de vorm van een creditcard gegeven, sta je voor het natuurgebiedje. Maar je mag er alleen in als je lid bent van de goede club. Als de Staat een nieuwe terreintje heeft aangekocht, hoe wordt dat dan verdeeld? Wie is er aan de beurt; Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Provinciale landschappen, Recreatieschappen of deelt Wereld Natuur Fonds ook nog mee?
Bij de realisatie en inrichting van nieuwe natuurgebieden langs de Maas en Rijn i.v.m. de Ecologische Hoofd Structuur zijn vele instanties met hetzelfde bezig. Afstemming tussen de plannen, van Rijkswaterstaat, drie Provincies, provinciale landschappen, waterschappen, landinrichtingsprojecten, Wereld Natuur Fonds en Natuurmonumenten, is er niet. Er werken zoveel instanties langs elkaar heen dat de ene oever niet weet wat de andere kant van plan is.
In de krant en op het journaal wordt bijna dagelijks over fusies gesproken. Het ene bedrijf dat het andere opslokt. Groter schijnt ook voordeliger te zijn. Misschien zou onze natuur efficiënter door minder organisaties beheerd kunnen worden. Maar dan sta ik voor het gezochte natuurterrein; ik zie de “wilde” grazers en ander huisvee al staan bij de prachtig gereconstrueerde potstal die is opgebouwd met geld van de postcode loterij en een speciale actie onder de leden van de beherende instantie. Met goede “clubpas” in de hand wil ik het toegangshek passeren..
Opeens zie ik dat de terreinbeheerder dreigend op me af komt. Ik mag het terrein niet in, het is te kwetsbaar. Recreatie is niet gewenst, het publiek verstoort en vertrapt. Want zo ziet zo’n beheerder ons, stomme runderen die alles kapot trappen. Kwaad loop ik verder. Ik verdenk de beheerder ervan het mooie gebied met geen ander te willen delen. Geef hem maar eens ongelijk, ik ben gewoon stinkend jaloers!