Wintervogels

 

De winter is een geschikte tijd om vogels nader te bekijken.

Vogels kunnen zich immers tussen de kale takken moeilijk verschuilen. Daarnaast zijn ze tijdens de korte winterdagen volop in de weer om voedsel te vergaren. Niet alle vogels die we in de zomer kunnen zien, zijn gebleven. Een aantal vertrekt in de herfst naar warmere streken.Gelukkig komen er weer andere soorten bij. Deze vogels, die in noord en oost Europa broeden, komen namelijk bij ons overwinteren.

In het verstedelijkte gebied komt veel verschillend groen voor waarin vogels zich graag ophouden.
Wie kent niet het roodborstje dat vaak in tuin en plantsoen verblijft.
Ook de merel, waarvan het mannetje gitzwart is met oranje gele snavel, is niet uit onze omgeving weg te denken. Nauw verwant aan de merel is de zanglijster. Bij helder weer in januari laat hij vroeg in de morgen zijn gezang al horen. Natuurlijk zijn er nog de fraai gekleurde kool- en pimpelmezen. De koolmees is voornamelijk geel met een zwarte borsttekening en de pimpelmees met een blauwe streep over de witte wangen. Ze zijn vaak ijverig in de weer, op zoek naar allerlei kleine organismen die in bomen en struiken verborgen zitten.

Soms zwerft er ook wel eens een groep staartmezen rond. Deze schitterend getekende zwart/witte vogeltjes zijn wat kleiner en gemakkelijk te herkennen aan hun zeer lange staart. Tussen de kruinen van bomen en hoog struikgewas komt het goudhaantje nog wel eens voor. Dit is het kleinste vogeltje wat in Nederland voorkomt. Grijsgroen van kleur en een heldergeel oogstreepje. Rondtrekkende sijsjes en vinken doen zich vaak te goed aan allerlei zaden. Je ziet ze hier vaak in het strooisel onder bomen en struiken naar zoeken. Daarom is het maar goed dat niet alles weggeharkt wordt. Bessen worden voornamelijk verorberd door de kramsvogel en de koperwiek. Dit zijn bekende wintergasten.

Wanneer het flink wintert is het leuk om de vogels extra dicht naar huis te lokken. Naast de welbekende vetbolletjes en pindasnoeren kunnen fruitresten, spekzwoerd, allerlei zaden en stukjes kaas ook prima worden gebruikt. Het best kan voedsel op een voertafel worden gelegd met een simpel niet te gesloten dak. Zoiets voldoet beter dan de gedrongen modellen. De vogels blijven namelijk altijd op hun hoede en hebben het liefst rondom vrij uitzicht. Struiken in de omgeving zijn daarentegen juist weer goed, omdat ze daarin kunnen vluchten bij naderend onheil. Merels en lijsters zijn verzot op (halfrottent) fruit dat op de grond bij bijvoorbeeld een heesterrand kan worden neergelegd. Grenst uw tuin aan het water dan kunt u met ongekookte groenteresten waterhoentjes en meerkoeten lokken. Het voeren van de vogels kan behalve leuk en leerzaam ook nuttig zijn echter: voer zeker niet meer dan er op de dag gegeten wordt zodat het niet snachts blijft liggen en ongedierte aanlokt! Het is ook beter om in het voorjaar bijtijds te stoppen met het voeren omdat de kans anders bestaat dat de vogels hun jongen ermee gaan voeren. Er is dan altijd natuurlijk voedsel dat dan weer in voldoende mate beschikbaar en dat is altijd beter!