Veranderingen
Voor de natuur, was de vorige eeuw er een eeuw van achteruitgang. Ontginningen, landbouw, woningbouw, wegen en industrie snoepten in een eeuw een belangrijk deel van de natuur op. Het resterende deel was op sterven na dood. Afgesneden van andere gebieden verarmden deze terreinen omdat soorten uitstierven en ze onbereikbaar waren voor herbevolking. Langzaam brak het inzicht door dat we hiermee op de verkeerde weg waren. Natuurgebieden moeten weer met elkaar verbonden worden. Provincies en gemeenten werken daarin samen. Maatregelen werden genomen: bescherming van bestaande gebieden, ontwikkeling van nieuwe biotopen. Hier en daar herstelt de natuur zich. Langzaam, want wat over lange periode vernield is, is niet in korte tijd te herstellen.
Nu de overheid op de goede weg is om de natuur meer ruimte te geven, zien we helaas het omgekeerde bij de bewoners van onze woonwijken. Overal maakt het groen in de tuinen plaats voor stenen en tegels. Het lijkt wel een tegenreactie op de terugkerende natuur in de bermen en parkjes. We zien de rietkragen aan de natuurlijke oever langs de singel, de paardenbloemen, de pinksterbloemen en het fluitenkruid weer in de bermen en parken terugkeren, maar we vernietigen de natuur in onze tuintjes.
Het is een trend om een tuin te beleggen met stenen of tegels en deze te omzomen met een schutting in plaats van een heg. Overal worden planten in potten gezet in plaats van de volle grond. Waar de gemeente de beschoeiing weghaalt om natuurlijke oevers te creëren worden deze strakke tuinen uitgebouwd tot boven het water. Hier is geen plaats meer voor plant of dier. De natuur wordt in deze tuinen niet meer gedoogd. Geen vlinders, insecten, egeltjes, vogels en andere prachtige natuurverschijnselen. Vlinders kunnen zich niet meer voeden of een eitjes afzetten want daarvoor zijn bloeiende planten en hier en daar een brandnetel nodig. Insecten, egels en nadere dieren kunnen zich niet meer verschuilen en voedsel zoeken onder de struiken en in tuinafval. De vogels, als roodborst, winterkoningen, kool- en pimpelmezen vinden geen struiken of bomen meer om te schuilen en te nestelen. In deze tuinen zijn de insecten waarmee ze hun jongen voeren niet meer aanwezig. Egels vinden er geen wormen en slakken en worden tegen gehouden door al die schuttingen.
Met elkaar vormen de tuinen toch een belangrijke oppervlakte. Ze beslaan vele procenten van het grond gebruik in ons land. Mede door de grote variatie ontstaan door diverse manieren van beheer zouden hier heel veel soorten planten en dieren kunnen leven. En waar kun je nu beter van de natuur genieten dan in je eigen tuin?
Daarom deze vraag:
Wat zie je liever een staartmees of dagpauwoog in je eigen tuin of een blauwe kiekendief op Terschelling?
Het juiste antwoord is natuurlijk: allebei!