Op de foto’s twee voorbeelden van bomen en beide zijn essen, maar dat is toeval.
De eerste boom is feitelijk gespleten. Hij blijft proberen deze wond dicht te laten groeien. Maar elke storm trekken enorme krachten aan de boomtakken en doen alle vorderingen teniet.
In de tweede boom heeft een dode tak een rottend gat achtergelaten. De boom ‘bloedt’. Met veel vocht en afweerstoffen probeert de boom te voorkomen dat virussen, bacteriën, schimmels en insecten de wond binnen dringen. De vochtige wond is een landingsplaats voor schimmelsporen. Zodra de wond begint te drogen rukt de schimmel op. De boom probeert de wond te sluiten en als dit mocht lukken dan zal hij proberen de in het spinthout binnen gedrongen schimmel alsnog te verdrinken. Als het kernhout inmiddels is aangetast dan is boom vaak te laat. Hoewel een grotendeels holle boom soms ook zijn stabiliteit lange tijd kan behouden.
Dit gevecht kost kracht. De boom raakt uit balans. Het werken aan herstel kost veel energie en gaat ten koste van de energie hij nodig heeft om gezond verder te groeien. Geleidelijk wordt dat in de kroon zichtbaar. In de kruin gaan de bovenste loten dood. De dunne dode takken breken af. Dikke takstompen zonder zijtakken steken in de lucht. Hier en daar springen er stukken bast van zijn takken. Als een flinke storm aan de boom schudt zal een deel van de dode takken afbreken.
Allemaal wonden die afbraakmechanismen toegang geven tot de voedingstoffen die in de boom opgeslagen liggen. De boom is stervende en mist op een bepaald moment de kracht om weerstand te bieden aan de storm. Eenmaal op de grond start het feestmaal voor een hele schare destructors pas goed. Het zal jaren zal duren maar uit eindelijk wordt de hele boom tot humus verwerkt.