Aart van Dragt
Wie het Kralingse Bos op zijn natuurwaarden beoordeeld verbaast zich er over dat er geen bordje natuurreservaat staat.
Hoe heeft het zich zo kunnen ontwikkelen?
Na jaren van geharrewar besloot de gemeenteraad van Rotterdam op 26 mei 1911 tot de aanleg van een groot park voor de stad Rotterdam.
Het duurt nog tot 1920 voordat begonnen wordt met het opspuiten van grond uit de te graven Waalhaven. Op sommige plaatsen is 9 meter opgespoten.
In 1923 geeft de Nederlandse Heidemij bosbouwkundig advies. Er dient landbouwkalk als bemesting gegeven te worden. Als groenbemester moet eerst haver of koolzaad worden ingezaaid. In 1925 is een gedeelte van het terrein op hoogte gebracht en worden de eerste bomen geplant. In 1927 vindt compostering met huisvuil plaats. Als een gedeelte klaar is plant men in met essen, eiken, esdoorns, lariks en opgevuld met elzen, berken, meidoorns en vlieren. Tot 1936 vindt vaksgewijs de aanleg plaats.
De bomen opgekweekt op kwekerijen op lichte gronden in Noord Brabant groeiden moeizaam. De opgespoten klei en het huisvuil hadden gezorgd voor ondoordringbare lagen, voor zowel de boomwortels als voor water. Op veel plaatsen is te zien dat men door greppels te graven trachtte de situatie te verbeteren. Uiteindelijk besloot men de bomen op een kwekerij in het bos op te kweken. Dat gaf de jonge bomen betere kansen. De kwekerij is er nog. In de oorlog heeft het bos erg geleden door houtroof ten gevolge van een ernstig brandstof tekort. Het oostelijk deel is dit bespaard gebleven want hier had het Duitse leger zwaar bewaakte opslagplaatsen gevestigd en was niet vrij toegankelijk. Na de oorlog zijn grote delen opnieuw ingeplant.