Aart van Dragt
Begin oktober: Met een groepje andere belangstellenden stonden we op de afgesproken plek op de parkeerplaats in de boswachterij Ugchelen- Hoenderloo te wachten op de Veluwerangers die ons naar het grootse gebeuren zouden leiden. Om 17.30 uur waren de rangers gearriveerd en was de groep compleet. Na een korte inleiding over rood en zwart wild gingen we op pad.
Vlakbij de parkeerplaats bleek een “thermen” voor wilde varkers te zijn in een verlaten leemgroeve. De onderlinge band versterkend wentelen de wilde varkens hier in de modderbaden om verlost te worden van ongedierte. Daarna wordt de modder afgestreken aan takken en boomstammen. Deze takken en boomstammen waren geheel gladgeschuurd door het vele gebruik. Want de zwijnen nemen elke dag een bad. De gids stak zijn neus in de wind en verklaarde als een echte Obelix zwijnen te ruiken. En waarachtig een zware geur woei ons tegemoet. In de bosjes lagen ze op de loer om na ons verdwijnen een verfrissend bad te nemen.
Maar wij konden niet wachten want we hadden meer op ons programma staan en via slingerpaadjes dwars door een afwisselend bosgebied ploeterde het leger wildspeurders stilzwijgend op weg naar de grote heide waar we edelherten zouden treffen. Na een poosje begon het geroezemoes van onderlinge gesprekken. De gids hield even halt (om de achterliggers bij te laten komen) en vertelde dat in het komende bosperceel veel wild zat. Stil trokken we verder, speurend naar het grote wild. We zagen niets.
Dichtbij de heide hoorden we de brander van een luchtballon. Achteraf gesproken zag hier de gids zijn kans schoon om zich in te dekken; hij verklaarde dat het wild panisch was voor luchtballonnen. Soms vluchten ze in een enkele run wel tien kilometer ver. Als er een enkele dier vlucht volgt de rest vanzelf. De angst werd veroorzaakt omdat ze het geluid van boven niet konden verklaren. Ze kunnen namelijk niet omhoog kijken. Probeer dat maar eens met zo’n gewei in de nek. Aldus enigszins voorbereid keken we even later over de grote stille heide.
De zon had bijna de horizon bereikt en verdween achter de wolken. Misschien zaten de roedels edelherten wel achter de heuvel. Dus beklommen we even later de heuvel. Een prachtig uitzicht. Maar geen wild, wel diverse wildspeurders. Behalve wat vliegtuiglawaai was het stil. Zodra de zon onderging zou het burlen beginnen. Naarmate het donkerder werd kroop de kou uit de dalen omhoog. Een uur lang bleven we hoopvol rondkijken op deze hoogvlakte. Het werd al behoorlijk donker. Eindelijk hoor de gids een lichte kuch van links en besloot dat we allen die kant uit moesten. Na een kilometer over heidepaadjes bleven we staan luisteren en jawel het oergeluid van een hunkerend edelhert. Volgens onze gids houdt het geluid het midden tussen dat van een loeiende koe en een brullende leeuw. Na een keer of drie bleef het stil en besloten werd verder te gaan.
Inmiddels was het aardedonker. Op de hei ging het nog wel maar tussen de bomen zagen we niets meer. Een enkele slimmerik had een zaklantaren meegenomen. De rest strompelde er achteraan. Boven de bomen een stralende sterrenlucht. Er was geen maan om ons bij te lichten. De tijd werd gedood met spookverhalen. En dan opeens liet een echte bosuil zijn spookachtige roep horen. Om kippenvel van te krijgen.
Uit eindelijk kwamen we om 21.00 uur weer op de parkeerplaats aan en namen afscheid van onze rangers. Hoewel geen wild gezien waren tijdens deze excursie onze zintuigen voldoende op de proef gesteld.