Als het kouder wordt zien we steeds minder insecten. Insecten zijn koudbloedige dieren en zijn daarom afhankelijk van de temperatuur van de omgeving. Hoe warmer het wordt, des te meer we er zien en des te beweeglijker ze zijn. Als het kouder wordt, worden ze juist trager. Wat later in het jaar zijn er ook steeds minder bloemen die voedsel kunnen verschaffen. In die tijd van het jaar sterven dan ook vele volwassen insecten. Maar voor ze dood gaan hebben ze wel eierpakketjes gelegd om zich te verzekeren van nageslacht.
Andere insecten zoeken een beschut plekje op om te overwinteren. Ze hebben net als andere dieren die in winterslaap gaan een vetvoorraad opgebouwd. Om het met deze reserves zo, lang mogelijk uit te kunnen zingen brengen ze bij het dalen van de temperatuur hun stofwisseling op een zo laag mogelijk niveau. Hun ademhaling en hartslag daalt. Om bevriezing te voorkomen dikken ze hun lichaamsvloeistof in door veel te urineren. Hoe geconcentreerder de vloeistof des te lager het vriespunt. (Een vervuilde rivier bevriest later als een schone rivier.) Steekmuggen kunnen zelfs min 30 graden overleven.
In kwakkelwinters wil het wel eens gebeuren dat verschillende insecten door een tijdelijke temperatuur verhoging, te vroeg ontwaken. Dat kost energie. Ze kunnen hun reserves niet aanvullen en zijn dan gedoemd te sterven. Maar midden in de winter kunnen we wintermuggen zien dansen op een open plek zelfs boven de sneeuw. Deze niet stekende muggen zijn in zwermen dansende mannetjes die een vrouwtje proberen te lokken. Het is onbegrijpelijk waar ze hun energie vandaan halen want ze kunnen zelfs geen voedsel opnemen!