Aart van Dragt
De radio meldde dat het een druilerige trieste zondagmiddag is, als ik net over de Papendrechtse brug de afslag Dordrecht neem. Hier moet ik weer rechtsaf onder de rijksweg door en daarna rij ik langs de woonwijk de Staart met aan de overzijde van de weg een rij fabrieken van Du Pont. De griendcomplexen en kreken zijn hier verdwenen. Een kilometer verder achter het Budgethotel kan iedereen zich echter nog diep in de Hollandse Biesbosch wanen. Er is zelfs een wandelroute van 4 km uitgezet.
We rijden iets verder en stoppen nabij het onlangs heropende bezoekerscentrum aan de Baanhoekweg. Het is druk op de parkeerplaats. Kinderen met laarzen en plastic tassen. ” We gaan bladeren, eikels en kastanjers zoeken”, hoor ik een moeder zeggen. Kinderlaarzen schoppen de afgevallen bladeren omhoog. De zilveren bladeren zijn van Abelen en schietwilgen. De gele bladeren van een enkele berk. Een Krentenbosje toont oranje en van de nog bloeiende Kornoelje zijn de bladeren iets tussen groen en dof rood. Verder populieren, vlieren, elzen, hazelaars, essen en esdoorns, maar eiken en kastanjers? Eiken hebben vele jaren nodig alvorens ze volwassen zijn en volop vrucht dragen. De bomen in dit gebied zijn ongeveer dertig jaar geleden geplant toen het gebied werd omgevormd tot een recreatiegebied. De bomen en struiken zijn van de soorten die van nature op dergelijke gronden in deze omgeving zullen groeien en ze groeien dan ook hard. Het lijkt hier en daar al een echt bos. Maar zonder kastanjebomen, want die komen in Nederland oorspronkelijk niet voor.
We gaan op stap. Voor wie het nodig vindt, is in het bezoekerscentrum informatie, kaarten, toilet en koffie. Ook is het mogelijk om met een pontje achter het bezoekerscentrum het water over te steken en een echte griendwandeling op het griendmuseumpad (6 km) te maken.
We besluiten tot een rondje Hel en Zuilespolder, de afstand kunnen we zelf bepalen, want is volop keuze aan wandelpaden. De polders oostelijk van Dordrecht zijn na 1800 ingepolderd. De Hel en Zuilespolder zijn respectievelijk in 1804 en 1829 ingepolderd. Ze vormen nu een geheel. We lopen over een voet- en fietspad onder langs de dijk. Enorme verweerde knotwilgen getuigen van tijden dat de boeren het voor het zeggen hadden. Nu is het “vogeltjesland” zoals de boeren nieuwe natuurgebieden noemen; weilanden en sloten, de natuurwaarden staan hier voorop.
Er hangt een lichte nevel over de weilanden. Gakkend komen een stel ganzen over vliegen en strijken in de weilanden neer. Zomer en winter zijn hier honderden ganzen aanwezig. Grauwe, kol- en brandganzen zijn vaste bewoners geworden van dit gebied. Een stel witte boerenganzen hebben zich bij deze wilde ganzen aangesloten en zo te zien is dat dit niet zonder gevolgen is gebleven.
Op een terp staat een oude boerenbedoening. In de boomgaard waar de appels nog aan de bomen hangen scharrelen wat kippen en een haan. Soms lopen we over een veerooster die loslopend vee binnen bepaalde gebieden moet houden. Achter de dijk horen en we een paar pleziervaartuigen voorbij tuffen. Nieuwsgierig geworden klimmen we de dijk op en worden verrast met een prachtig uitzicht over de rivier. Er staan zelfs een paar bankjes. Als zitten te genieten komt een waterig zonnetje door nevel schijnen. De rivier maar ook de polder lichten helemaal op.
Wat een rust en wat een stilte, zelfs op een zondagmiddag. Iets verder is een oude sluis, de sluiswachterswoning doet ons verzuchten dat het hier toch geweldig wonen moet zijn. We lopen vlak langs de Beneden Merwede en aan de overkant zien we Sliedrecht liggen. Daarna gaat het over dijkjes en langs de bosranden terug naar de auto. Op de parkeerplaats hoor ik weer iemand zeggen dat de kinderen kastanjers moeten zoeken.