Kauwen, stadsduiven, soepeenden en eksters; ze zijn goud waard!
Tekst en foto: Cornelis Fokker
De afgelopen winter zijn Laurens van der Padt en ik vele malen naar Rotterdam-Zuid geweest voor overwinterende meeuwen. Deze bezigheid is een leuke opvulling voor de wat saaiere periode van het jaar wat betreft vogels. Het kijken naar overwinterende meeuwen bestaat voor een groot deel uit het aflezen van geringde exemplaren.
Meeuwen die in Rotterdam-Zuid overwinteren blijken op basis van die gegevens uit vrijwel elk land van Europa afkomstig te kunnen zijn. Zo hebben we onder andere naast vogels uit ons eigen land en vanuit ‘buurlanden’ ook kokmeeuwen afgelezen uit Kroatië, Rusland en Wit-Rusland en zilvermeeuwen uit Noorwegen, Denemarken en Rusland. Naast deze afleesactiviteiten was het voor ons ook een extra uitdaging om de soms lastig te determineren soorten, geelpoot- en pontische meeuw, te vinden. Deze hebben we uiteindelijk ook in onverwacht hoge aantallen aangetroffen in de parkjes en havens van Rotterdam-Zuid. Hieronder bevonden zich ook enkele geringde exemplaren, namelijk twee geelpootmeeuwen uit Duitsland en een pontische meeuw uit Wit-Rusland.
Een veel gestelde vraag die vaak gehoord wordt is: “Hoe kunnen jullie ooit die kleine ringetjes af weten te lezen?” Een begrijpelijke vraag. Een belangrijk onderdeel hiervan is het lokken van de meeuwen. Dit lokken doen we met kruimels van een bakker uit H.I.Ambacht, en met oud brood van een restaurant. De kruimels dienen vooral voor de kokmeeuwen, die door het pikken van de kruimels goed op de grond blijven en waardoor eventuele ringen goed afgelezen kunnen worden. Het oude brood is vooral bestemd voor de grote meeuwen, dus zilver-, kleine mantel- en eventueel geelpoot- en pontische meeuwen. Voor zogenaamde kleurringen, waarop een code duidelijk staat, is dit lokken meestal niet nodig, deze zijn immers op een behoorlijk afstand af te lezen. Meeuwen met metalen ringen daarentegen, moeten wel redelijk dichtbij staan, wil je ze goed af kunnen lezen. Hier is het voeren een goed middel voor. Het voeren levert daarnaast ook nog extra meeuwen op, die van verder komen dan alleen de plek waar gevoerd wordt.
Een bezoek aan de bakker en aan het restaurant ging dus altijd aan een bezoekje Rotterdam-Zuid vooraf. Met fietstassen vol van dit onmisbare lokvoer vertrokken we vervolgens naar de stad. Met een vaste route fietsten we door de stad om telkens op dezelfde plekken te voeren. De elke keer was het telkens weer anders, hoe de meeuwen reageren en of ze überhaupt reageren. Soms was het zo dat je aan het voeren bent en ze vrijwel gelijk op het brood en de kruimels duiken, terwijl ze ook vaak heel lang afwachtend zitten te wachten totdat de eerste gaat. Dit eerste ‘schaap’ is overigens lang niet altijd een meeuw zelf. Vaak is het een stadsduif die het als eerste aandurft, of parkeenden, kraaien, kauwen of eksters. Deze laatste soorten zijn dan echt vereist als je nog wat kokmeeuwen op de kruimels wilt en als de ‘kokjes’ met z’n allen uit de verte alleen maar toe zitten te kijken. Wanneer de eerste vogel zit te genieten van de kruimels kunnen, meestal de kokmeeuwtjes, het niet langer uitstaan, en duiken met z’n allen op de kruimels. Dan kan het aflezen beginnen en dat is vaak de manier waarop die kleine metalen ringetjes aflezen. Die kauwen, stadsduiven, soepeenden en eksters zijn dan goud waard!