Aart van Dragt
Eigen schuld
Ganzen kijken hoeft niet altijd onder Siberische omstandigheden. Het kwik is de tien graden gepasseerd als ik besluit om op Goeree Overflakkee ganzen te bezoeken. Als ik even voorbij Stellendam de dijk oprij, bij de plaat van Scheelhoek, zie ik een groepje vogelaars met de handen in hun zakken naast de telescoop staan. Als een ontstellende leegte strekken de gorzen zich voor mij uit.
Al wat bijzonders gezien?, vragen ze als ik met mijn kijker uit de auto stap. Het blijken leden van de Natuur en Vogelwacht Alblasserwaard te zijn die via Hellegatsplein, Ventjagersplaten en Den Bommel zijn gekomen. Weinig ganzen maar wel een smelleken en twee roodhalsganzen was de oogst.
Zonder veel hoop wordt af en toe door de telescoop getuurd. Een goudplevier zorgt voor enige afleiding. Achter de vogelaars grazen in de verte enige grauwe ganzen met in hun midden een wit exemplaar, te veraf voor meer bijzonderheden. De vogelaars vertrekken naar de haven van Stellendam om daar hun geluk te beproeven. Dralend tuur ik over de troosteloze leegte. Als een hagelbui trekt plotseling een grote groep brandganzen voorbij. Als ze verdwenen zijn besluit ik naar de weilanden bij Goedereede te gaan. Daar zitten grote groepen brand- en kolganzen. Telkens iets van mij af verplaatsend en af en toe opvliegend vermaken ze mij een hele tijd. Met mijn kijker speur ik naar rietganzen, maar als ik alleen vogel versimpelt zich de vogelwereld. Het aantal soorten neemt dan drastisch af. De enige ganzen die in aanmerking kwamen bleken jonge kolganzen. Een veldleeuwerik bejubeld het komende voorjaar en ik besluit te vertrekken omdat de ganzen zich al aan het andere eind van het weiland bevinden.
Als ik even later de duinenrij overtrek bij de Kwade Hoek hoor ik de brandganzen op de slufter keffen. Sluipend langs de rietkraag kom ik nader, mezelf geluk wensend met mijn nieuwe jas in bedekte schutkleuren. Even later blijk ik de ganzen niet te verontrusten als ik langzaam langs de slufter loopt. In de verte duizenden brandganzen en enkele fraai gekleurde bergeenden, ze keuren mij geen blik waardig. Diepe kreken uitgeschuurd door de zee maken benadering onmogelijk. Het gebied moet grote gelijkenis vertonen met hun broedgebieden in de toendra’s. De massa’s aangespoeld riet een meter hoger tegen de duinvoet geeft de hoog waterlijn aan. Hoor de rollers van de wulp en zie de wolken kieviten, het lijkt wel voorjaar. Bij de schapenboet besluit ik rechtsomkeer te maken, in de verte nadert iemand met rood windjack en loslopende hond. De hond springt blaffend tegen mij op. Uw schuld, u ziet er uit als een jager, gromt de man. In de verte strekken enkele ganzen hun nek om te zien wat er aan de hand is..