Over de Fitis en de Tjiftjaf.
Riet van de Water
“Het is vandaag mooi weer, maar het blijft niet zo” Dit is volgens J.P. Thijsse het motto van de Fitis. Het voorjaar begint met de komst van de Tjiftjaf. Eerst hoor je er niet één en dan ineens hoor je niets anders meer dan tjif tjif tjaf, achter elkaar en twee weken later, als de Berken groenen, gebeurt hetzelfde met de Fitis en dan is het echt voorjaar.
Met de komst van de trekvogels is het zo gesteld, ze zijn er niet of ze zijn er helemaal. Hoewel over het algemeen de mannetjes een paar dagen eerder arriveren dan de vrouwtjes, om alvast kwartier te maken. Ze beginnen meteen met zingen om in ieder geval het territorium af te bakenen.
De standvogels zoals merel, zanglijster, winterkoninkje, roodborst en heggenmus zongen natuurlijk al, maar de Tjiftjaf en de Fitis openen altijd het seizoen voor de trekvogels. De terugreis vanuit Zuid Afrika duurt voor de Fitis ongeveer 2 maanden. De Tjiftjaf komt van iets minder ver en is hier dan ook gemiddeld twee weken eerder.
De Fitis ziet er hetzelfde uit als de Tjiftjaf. Het zijn kleine vogeltjes, van snavelpunt tot staartpunt meet hij ongeveer 11 centimeter en is daarmee een kopje kleiner dan een mus. De rug is egaal grijsgroen, de buik beige met soms een gele tint. Ze hebben een lichtgele oogstreep, maar zodra de bomen vol blad zitten, zijn ze heel moeilijk te zien. Ze zijn wel heel duidelijk te horen.
Waar de Tjiftjaf niet verder komt dan het roepen van zijn eigen naam zingt de Fitis het hierboven genoemde liedje met eerst op- en erna aflopende tonen. Het aardige bij de Fitis en de Tjiftjaf is ook nog, dat ze beide zijn voortgekomen uit dezelfde voorouders. Ze zijn dan ook goed met elkaar te kruisen met vruchtbare jongen. Maar het vrouwtje kiest voor de man waarvan zij de zang herkent. Hoe hij er uitziet is niet van belang.
De mannetjes proberen een aantal vrouwtjes te verschalken en zo vader te worden van zo veel mogelijk kinderen. De vrouwtjes vinden alles best en zo komt het ook voor dat een vrouwtje bevrucht wordt door verschillende mannetjes en kinderen krijgt van verschillende vaders. Dat is allemaal niet zo belangrijk voor haar. Als er maar kinderen komen en als er maar voldoende te eten is voor ze. Daaraan is om deze tijd geen gebrek, er zijn weer genoeg insecten.
Dat is één reden waarom ze naar het zuiden vliegen, daar zijn voldoende insecten als het daarvoor hier te koud wordt. Ze moeten er wel veel voor over hebben. Eerst door de landen met schietgrage mensen, dan de Middellandse Zee over, dan door droge woestijnen en eindelijk vinden ze een paar insecten die ze moeten delen met al die andere trekvogeltjes, totdat ze aankomen in het zuidelijke vogelparadijs, waarvandaan ze na bijna een half jaar weer terug kunnen om hier te broeden.
Nieuw is dat de laatste jaren er ook een aantal hier overwinteren. Maar dan laten ze hun zang (nog) niet horen.