Wij kennen in Nederland slechts enkele soorten in het wild levende duiven.
De bekendste en tevens grootste is de houtduif, die onder meer herkenbaar is aan de witte vlekken in de halsveren. Een flink stuk kleiner is de kleine bos of holenduif die donkerder en onopvallender van kleur is. Dit duifje is ook niet zo algemeen en leeft wat meer teruggetrokken.
Daarnaast is de wat bekendere zomertortel, een bijzonder mooi vogeltje dat vaak zijn aanwezigheid verraadt door zijn gehoor strelende zachte gekoer tussen het lover.
De verwilderde duiven die massaal in het stedelijk gebied voorkomen zijn verwilderde tamme duiven die meestal zijn voortgekomen uit verdwaalde jonge postduiven. Alle gekweekte duiven (dus post – en sierduiven) stammen uiteindelijk af van de rotsduif die in Engeland voorkomt.
Er is echter nog een stedeling onder de duiven die wel oorspronkelijk in het wild voorkomt. Deze soort is in de steden en dorpen, dus ook in onze regio plaatselijk zeer algemeen, maar eigenlijk nog niet zo lang! Pas in 1950 werd het eerste broedgeval in Musselkanaal vastgesteld. Daarna verspreidde de soort zich snel over West-Europa. Aan de snelle aanwas is inmiddels een eind gekomen. De landelijke aantallen zijn stabiel, met een toename in de steden van laag Nederland en een afname in hoog Nederland.
Deze uit Zuid-oost Europa afkomstige Turkse tortel lijkt qua grootte en ook een klein beetje qua kleur op de zomertortel, maar is echter soberder van kleur. Het bruin tot grijs gekleurde duifje met wat lichtere onderdelen heeft een zwarte smalle halsband om de achterhals. In de vlucht valt het wit in de gespreide staart nogal op. Het geluid is diep: “roe koe koe”, met een klemtoon op de tweede lettergreep. Deze vogel zou je de huismus onder de duiven mogen noemen. Het is namelijk een echte cultuurvolger. Overal waar door toedoen van de mens voedsel beschikbaar is, zijn ze te vinden, mits voldoende broedgelegenheid aanwezig is in de vorm van dicht vertakte bomen en dergelijke. Het ietwat naargeestige gekoer valt vooral op tijdens de typische baltsvlucht waarbij de duifjes in een boog met gespreide vleugels door de lucht zeilen. Verder leven ze in een gezellig maar los verband met elkaar en scharrelen ze rond in grote tuinen, niet al te drukke straten en meer van dergelijke gebieden.
Soms worden ze verward met de Chinese lachduif. Deze soort is even groot als “de Turk”, is wat lichter en mooier van kleur en heeft licht gekleurde grote slagpennen. De Turk heeft juist donkere slagpennen. Ook het baltsgeluid van de Chinees is heel anders. De naam zegt het al, het komt overeen met lachen. Dit duifje doet uitstekend dienst als natuurlijke wekker. Al direct na zonsopgang lacht dit vogeltje langdurig en indringend de dag tegemoet. Dit ondanks de vaak wat krappe behuizing in de vorm van een klein kooitje tegen de gevel van een oude boerderij of riant landhuis. Een beeld wat je niet meer zo vaak ziet. Vroeger werden ze zo vaak gehouden.
Tegenwoordig slaapt men liever zo lang mogelijk uit en laat men zich vlak voor het ontbijt elektronisch wekken. Ook biedt men kooivogels tegenwoordig liever wat meer ruimte.