Vaak hoort een duiker de vraag ‘zie je nou nog wat onder water in Nederland’.
Het antwoord is ‘ ja, meestal wel’. Hier een verslag (van een der mooiere duiken, dat wel)
Ruud Versijde
Het is een mooie doordeweekse zomerochtend. Het is nog lekker rustig in Scharredijke. We kijken over een gladde Grevelingen en zien de Brouwersdam, Port Zeelande, witte zeilboten, er vliegen wat Visdieven over en op een aantal paaltjes zitten Aalscholvers hun verenpak te drogen in de zon. De duikomstandigheden zijn ideaal, er is geen golfslag en hier in de Grevelingen heb je ook geen last van getijdestromingen. In het ondiepe ziet het water er zeer helder uit , de blauwe lucht spiegelt zich op het wateroppervlak, het geheel heeft zowaar een mediterraan sfeertje.
Na het gebruikelijke getob om de duikspullen aan te doen, voor de zoveelste keer de verkeerde volgorde want ja hoor, daar ligt de loodgordel nog, dus uit maar weer dat vest met luchtfles en een wirwar aan slangen. Dus eerst die ellendige maar onmisbare gordel om dan het vest weer aan en naar het water, nou ja eerst de dijk op, het is al aardig warm, dus dat wordt zweten in het duikpak, ik wou dat ik al in het water lag.
Dat gebeurd sneller dan de bedoeling is, ook deze keer glij ik, zo’n beetje traditie getrouw onder aan de dijk uit over de glibberige wieren. Eerst een stuk over het ondiepe deel zwemmen, als we net onder de waterspiegel kijken zien we een schooltje zilverglanzende Koornaarvisjes langs schieten, dan verdwijnt de bodem langzaam uit het zicht in de donkere diepte. ‘ Zo, we zijn bij de boei die het Kabbelaarsrif markeert” . Het Kabbelaarsrif is een kunstmatig rif bestaande uit 101 betonnen halve bollen van verschillende afmetingen. Ze liggen er op een natuurlijke wijze gerangschikt bij op een diepte tussen de 5 en 9 meter. We gaan eens kijken of het leven op het rif, dat er nu alweer een paar jaar ligt, zich al lekker heeft ontwikkeld. Terwijl Cora haar oren probeert te klaren, ga ik alvast even beneden kijken. Hm’ daar worden we niet vrolijk van, het is hier zeer troebel en donker, maar we besluiten toch samen naar beneden te gaan. De duisternis is beklemmend, gelukkig hebben we de ketting van de boei nog als iets zichtbaars en ineens zwemt er een fraai visje rond de ketting. Het blijkt en jonge Horsmakreel en deze is in het geheel niet schuw. Plotseling zijn we door de laag verdunde tomatensoep heen en als we aan de roodbruine schemer gewend zijn blijkt het water behoorlijk helder. Van het rif zien we een aantal bollen en ook elkaar kunnen we goed zien, zelfs als we een paar meter van elkaar verwijderd zijn. Meestal verdwijnt de duikpartner in Nederlandse wateren al bij een enkele vinslag uit het beeld en zie je hooguit nog het schijnsel van diens onderwaterlamp.
De bollen van het rif raken al aardig begroeid met o.a. Doorschijnende en Japanse Knotszakpijp ook Zeeanjelieren tieren er welig. Tussen deze begroeiing zien we wat vissen, niet veel maar wel leuke soorten; een Botervisje glijdt als een slangetje door de begroeiing. Deze mooi getekende wormachtige vis leeft van allerlei kleine diertjes en ook van eieren van andere vissen. Dan zien we nog een langgerekte vis maar deze beweegt zich niet zo soepel voort en ziet er nogal houterig uit. Eigenlijk als een recht getrokken zeepaartje inclusief zo’n zuinig mondje waarmee ze alleen heel klein voedsel mee naar binnen kunnen zuigen. Het gaat hier om de Grote Zeenaald. Net als hun familielid het Zeepaardje broedt het mannetje de eitjes in een speciale broedbuidel uit. Verder zwemt er een Kabeljauw langs het kunstrif, zijn er Gewone en Groene Zeedonderpadden te zien en natuurlijk de onvermijdelijke Zwarte Grondels. Deze soort komt pas sinds de jaren zestig in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse zeegaten voor en heeft zich zeker in de Grevelingen en het Veerse meer opgewerkt als een van de algemeenste vissoorten.
Cora wijst op iets tussen twee “reefballs” ,”nou ik zie niks”, dan richt ze haar lamp en zie ik het ook; twee Milleniumwratslakken. deze Zeenaaktslakken zijn hier net voor de milleniumwisseling ontdekt en hadden toen nog geen Nederlandse naam. De dieren zien er uit als “ja, als wat eigenlijk?” Een beetje als geelbruine wrattige kussentjes met twee pluimen op de kop. Opvallender zijn twee ruziënde Fluwelen Zwemkrabben die onder ons door zwemmen. Deze soort lijkt veel op de bekende Strandkrab welke in ook in zeer ondiep water voorkomt en dus ook door niet duikers kan worden gezien en door kinderen gevangen en in emmertjes worden gestopt (altijd leuk als zo’n dierenbeultje in de vingertjes wordt gebeten). De Fluwelen Zwemkrab onderscheidt zich van zijn familielid door de felrode ogen en de fraaie gestreepte zwemvliezen op de achterpoten. Als we in de holten van de bettonen bollen kijken zien we de grootste Nederlandse krabbensoort ,de Noordzeekrab. Ook deze soort waagt zich niet hoog onder de waterspiegel. De noordzeekrab heeft een zeer breed schild en de ogen staan opvallend dicht bij elkaar. Als ik in een andere bol kijk, zie ik dat deze bewoont wordt door een prachtige uit de kluiten gewassen exemplaar van de Noordzeekreeft, een beest met net zulke indrukwekkende scharen als de Noordzeekrab. Bij de Zeekreeft is de ene schaar groter en sterker dan de andere, of dit bij de linker dan wel de rechter schaar het geval is, is afhankelijk van het individu. De kleinere schaar is een grijp en snijgereedschap, de grotere is een echte kraker.
Het wordt tijd om langzaam aan weer terug te gaan en van het rif naar de dijk zwemmen we nu laag boven de bodem. Vanaf het zand schieten af en toe kleine platvissen weg, meestal Botjes. Als ze dan iets verderop weer gaan liggen zie je ze door hun fenomenale camouflage niet meer terug als je ze niet met je ogen had gevolgd. Plots zie ik een Alikruik zich opvallend snel verplaatsen, bij een nadere observatie blijkt er een Heremietkreeftje in te wonen. Als ik te dichtbij kom. trekt het zich terug in het slakkenhuis. Maar het duurt niet lang, voordat de ogen op steeltjes weer onder de schelp vandaan komen, om te kijken of die bellenblazende malloot er nog is. Langzaam zwemmen we terug en komen in steeds ondieper water. Het licht neemt snel toe en er komt weer meer kleur, het groen, bruin en donkerrood van allerlei wieren. Wieren zijn planten en hebben licht nodig, vandaar dat ze niet in diep water groeien, daar kom je alleen dieren tegen. Waar de bodem kaal is staan op gepaste afstand van elkaar de fraaie Weduwerozen (zeeanemoonsoort) boven het zand uit. Als we boven water komen is het even knipperen tegen het felle licht. Er vliegt een Kleine Zilverreiger over en op paal zit een Visdief die mij tot minder dan twee meter laat naderen. Een aanwezige Zilvermeeuw is minder beducht dan dat je hem op het land zou benaderen. ”Zo we zijn weer aan de kant,” de vinnen uit en overeind, ”pfff, wat ben ik idioot zwaar zeg”, nadat je in het water zo heerlijk gewichtloos was. Nou ja, het was een mooie duik, nu de dijk maar weer op en ons omkleden. In het haventje van Scharredijke is het inmiddels een stuk drukker geworden.