Dassenburcht

Aart van Dragt

Das

Dat deed me de das om, zo had dit stukje ook kunnen heten. Want het is niet zo’n verheffend verhaal. Verheffend is wel het landschap in Zuid Limburg. Dus besloten Jaap en ik die eerste ochtend van het natuurweekend, een uur voor het ontbijt, de omgeving alvast te gaan verkennen. Daarbij stuiten we op een aantrekkelijk landweggetje dat in de plooien van het landschap verdween. We besloten hier ons geluk te beproeven.

Al ras glooide het weggetje omlaag terwijl de akkers links en rechts omhoog gingen. Op de steile kanten van de holle weg groeide bijna de hele flora die in je deze streken kunt verwachten; wilde kers, bosrank, gevlekte aronskelk, lievevrouwebedstro, lelietjes der dalen enz. Wat verderop zagen we over een stuk van tientallen meters grote holen in de zijwand.  Dit moest een dassenburcht zijn. Voor onze voeten zagen we aan de sporen een paar belopen holen. Terplekke liep een pad naar links en op de T-splitsing stond een bankje. Tegenover de bank lag een grote hoop houtsnippers met krapsporen. Hier was een das voedsel wezen zoeken.

We besloten die avond terug te keren. Het was die avond erg donker. Onze kijkers hadden we thuis gelaten want die functioneerden niet. Jaap, gehuld in camouflage pak, was gewapend met zijn grote fotoapparaat en ik had een pyjamabroek onder mijn gewone broek aangetrokken tegen de kou. Onze voetstappen maakten een oorverdovend lawaai op de grind van de holle weg. Een harde wind woei door de bomen maar we zaten beschut op ons bankje en spraken geen woord. Want dassen kunnen slecht zien maar goed horen en ruiken. Helaas zaten we met de rug naar de wind en keken van licht naar donker. De zitplaats op het bankje was dus niet zo gunstig.

Dit zat ik te overpeinzen terwijl we zaten te wachten. Geen ander geluid dan het kraken van de bomen en ruisen van de bladeren. Opeens ontdekte ik vlak naast mij een beest dat wat rond snuffelende. Een das, flitste het door mij heen. Dat kan toch niet die is veel groter, dacht ik. Snel stootte ik Jaap aan die met zijn fototoestel in aanslag klaar zat en fluisterde keihard: Kijk wat een groot konijn.

Als een speer ging het dier er vandoor, de holle weg af het donker in. De klauwen krasten over de stenen. Jaap zond hem nog een felle flits na in een poging het dier op de foto te krijgen. Vanuit het donker klonk een verontwaardigde grauw. Opgewonden keken we elkaar aan, dus toch een das! Dat al na twintig minuten. De rust keerde terug. Een kwartier later hoorden links van ons boven op de heuvel een soort roep dat leek op een schreeuw van een varken. Deze roep werd vijf, zes keer herhaald. Was dit een waarschuwing aan andere dassen? Daarna bleef het stil. Er gebeurde niets meer, na ongeveer drie kwartier gaven we het op. We hadden toch een das gezien.

Nu hoop ik maar dat Jaap het bewijs kan tonen. Stel je voor, straks staat op de foto een groot konijn dat een lange neus naar ons trekt!