Om de Gewone Paardenkastanje (Aesculus hippocastanum) te zien bloeien ga ik naar de Kastanjelaan in Ridderkerk wijk West. Prachtig is te zien hoe de knoppen zwellen, de 17 knopschubben wijken waarna de groene bladeren ontplooien. Aan het uiteinde van de takken groeien honderden bloemtrossen als oplichtende kaarsen. En dan moet je opletten. Elke bloem heeft een honingmerk. Dat merk heeft op de eerste dag dat de bloem zich ontplooit een gele kleur, dat is een aanwijzing voor insecten, vooral hommels. Zo weten ze dat die bloemen met de meeste nectar is te halen. De volgende dag verkleurt dit honingmerk naar rood. Om zelf bestuiving te voorkomen en kruisbestuiving te bevorderen bevatten de bovenste bloemen van de kaars de meeldraden met stuifmeel. Deze bloemen komen later in bloei. Over enige weken kunnen we aan de uitgebloeide kaars meerdere vruchten zien groeien. De meesten raken nooit volgroeid en vallen voortijdig af.
De bomen aan de Kastanjelaan zijn mooi uitgegroeide bomen. De bomen zouden zijn geplant in 1975 en daarmee ruim dan vijftig jaar oud zijn, de tijd op de kwekerij meegerekend. Nu hebben de BAR gemeenten een digitaal systeem waarin van alle gemeentelijke bomen een soort van bomenpaspoort wordt bijgehouden. Hierin wordt soort en variëteit, plantjaar, opvallende kenmerken en het onderhoud aan de boom vastgelegd. Daarin valt te lezen dat deze kastanjebomen aan het begin van de Ridderkerkse Kastanjelaan zijn geplant in 1975 maar ze kwamen van een plek elders in de gemeente. Maar waar kwamen ze vandaan? Dat was is in de vergetelheid geraakt.
Wellicht kan dat ontbrekende gegeven nu worden aangevuld. In de heruitgave van het boek genaamd ‘Selectie Ridderkerk 1900- 1975’ foto’s met teksten van de historicus Jan van Es en bewerkt door Dick de Winter lezen we ‘Dat de dubbele rij kastanjes langs de Koninginneweg in het voorjaar van 1974 is verplaatst naar elders in de gemeente, teneinde ruimte vrij te maken voor een nieuw te bouwen raadhuis.’ We menen hier het antwoord op de vraag, waar de kastanjes aan de Kastanjelaan vandaan kwamen, te hebben gevonden.
Rest nog te vertellen waar de kastanjeboom oorspronkelijk vandaan komt, want het is geen inheemse boom.
Keizer Ferdinand I van Oostenrijk ontving in 1562 van zijn gezant uit Constantinopel (Istanboel) enkele vruchten van een Paardenkastanje. Een bijgesloten briefje meldde dat de Turken fijngestampte vruchten aan hun paarden gaven om hun uithoudingsvermogen te vergroten.
De hof botanicus Clusius deelde de vruchten van de jonge aanplant uit de keizerlijke tuinen in Wenen ruimhartig met bekende botanici. Het is goed mogelijk dat alle paardenkastanjers over de hele wereld afkomstig zijn van de zaden van de boom die Clusius over de wereld zond. In 1608 werd eerste paardenkastanje van Nederland in de Hortus van Leiden aangeplant. Pas rond 1806 werd de oorspronkelijke groeiplaats in de Balkan ontdekt.
Een paardenkastanje is vooral een sierboom, het hout heeft geen waarde.
De vruchten hebben een bittere smaak en worden door zwijnen, herten en bosmuizen gegeten. Paarden lusten de tot meel gemalen vruchten pas nadat ze gemengd door ander voer wordt aangeboden. Inmiddels is er ook een Gewone paardenkastanje gekweekt die geen vruchten geeft.
De Tamme kastanje is geen familie van de Paardenkastanje. Ook al tonen de vruchten enige gelijkenis. Helaas zien we steeds minder paardenkastanjes. Ze worden minder aangeplant als gevolg van aantastingen door kastanjemineermot en de kastanjebloedingsziekte.