Geen regen, toch nat..


Een wandeling in de Carnisse grienden. Als ik op het wandelpad de grienden in loop zie ik gelijk links bij de eerste knotwilgen tussen het fluitekruid een op fluitekruid gelijkende plant staan.
Ik kneus een blad en ruik. Heerlijk, zou ‘t Roomse kervel zijn?
Ja, inderdaad!

Uit een knotwilg drupt een donker sapje. In deze tijd zitten bomen en struiken vol sap. Zoveel dat het uit onbedoelde openingen in de stam stroomt. De boom tracht insecten, rupsen en schimmels die zich in het hout ophouden te verdrijven of te laten verdrinken.

Ik hoor getik en voel een druppel. De zon schijnt en het is droog maar onder de wilg druppelt het. Als ik naar boven kijk zie ik het vocht uit klodders schuim lekken. In het schuim leven de larven van de Wilgenschuimcicade. Ze zuigen het boomsap op, halen er voedingsstoffen uit en scheiden de overtollige vloeistof uit als een zeepachtige oplossing. Zo leven ze verborgen en beschermd tegen uitdroging.

Door de lucht zweven donsachtig pluizen. Een van de wilgen zit vol van die pluizen, bij een nadere beschouwing zie ik tussen het pluis tientallen kleine zaadjes. Die zaadjes bevatten weinig voedingsstoffen en zijn maar heel kort kiemkrachtig. De pluizen worden door de wind verspreid en hopelijk valt het zaad op een modderig bedje waar het kan uitgroeien tot een nieuwe boom.   
Tekst en foto’s  Aart van Dragt