Lysanne van Bennekom
Eens werd het land veroverd door primitieve amfibieën, die uitgroeiden tot soms monsterlijke dieren. Van deze eerstelingen stammen onze kikvorsen, padden en salamanders af. Een andere tak leidde tot de dinosaurussen en in onze tijd – de krokodillen, slangen en varanen.
Varanen zijn alleseters en de grootste thans nog levende hagedissen. Een ware reus is de Komodovaraan uit Indonesië, die drie meter lang kan worden. De meeste varanen zijn voor de mens onschadelijk. De varaan is duidelijk een buitenbeentje onder de reptielen, omdat hij in zijn bewegingen vaak meer op een zoogdier dan op een reptiel lijkt. Bij de meeste reptielen is immers de slingerende beweging , waarmee vissen zich in het water voortbewegen, nog bewaart gebleven.
De meeste reptielen lijken op elkaar, hoewel de ene soort poten heeft en de andere niet. De schildpad vormt een uitzondering. Zijn schild, dat soms bol en soms afgeplat is bestaat uit een rug- en buikstuk, die aan de zijkanten met elkaar zijn vergroeid. Het schild is lang niet altijd even sterk. Schildpadden hebben bij de mensen ook een minder slechte naam dan de overige reptielen.
De meest angst aanjagende reptielen zijn ongetwijfeld de krokodillen, die men onderverdeelt in de eigenlijke krokodillen en de alligators, tot de laatste groep behoren ook de kaaimannen. Na de krokodillen hebben bij de mens ongetwijfeld de slangen de slechtste naam. Men heeft giftige en niet giftige slangen. Zelfs in Nederland gaat menig heidewandelaar er hals over kop vandoor als hij een ringslang ontdekt.
Men zegt wel eens dat de huid het grootste orgaan van de mens is, maar voor de amfibieën is het zeker één van de belangrijkste. Bij deze dieren is hij namelijk zeer dun en rijkelijk voorzien van klieren (soms ook gifklieren), die hem voor uitdroging moeten behoeden; maar voor een volledig landleven is dit toch niet voldoende. Verreweg de meeste salamanders en kikvorsachtigen kunnen daarom niet gedurende een onbeperkte tijd buiten het water.