Opeens staan er paddenstoelen. Waar komen ze zo snel vandaan? De hele zomer hebben de schimmels dankzij het vochtige weer veel reserves kunnen verzamelen. Deze energie zullen ze gebruiken om zoveel mogelijk paddenstoelen te produceren. Want zoals elk organisme tracht de schimmel te zorgen voor zoveel mogelijk nageslacht. Waar de ene dag niets stond kunnen de volgende dag volledig uitgegroeide paddenstoelen staan. Ze hadden slechts nog wat vocht nodig om te verrijzen. De kracht waarmee ze zich omhoog drukken kan zelfs asfalt doen scheuren.
Een paddenstoel verspreidt gigantische aantallen sporen. Dat kan in de honderden miljoenen lopen. De stoffijne sporen die de paddenstoelen verspreiden zijn zo licht dat ze door de wind afstanden van honderden of duizenden kilometers overbruggen. Dat niet overal de zelfde paddenstoelen voorkomen komt doordat de spore heel specifieke omstandigheden nodig heeft om te kunnen ontwikkelen. De kans daarop is ontzettend klein. Omdat de sporen licht moeten zijn om gemakkelijk te kunnen verspreiden hebben ze geen reserves en kunnen dus niet even wachten op een beter moment. Dat veel soorten toch steeds zeldzamer en anderen steeds vaker te zien zijn heeft te maken met veranderende omstandigheden.
Nu in onze bossen steeds meer dood hout ligt te verteren gaat het een belangrijke groep schimmels voor de wind. Dit zijn belangrijke opruimers in de natuur. Slechter gaat het schimmels die met bepaalde bomen en planten samenwerken. Deze schimmels hebben zich verbonden met hun wortels. Dankzij het een fijn vertakt netwerk van de schimmel profiteert de boom of plant van de extra aanvoer van vocht en voedsel hetgeen de vitaliteit ten goede komt. De schimmel krijgt in ruil daarvoor stoffen die hij op geen andere wijze kan verkrijgen. Een voorbeeld van zo’n symbiose is een vliegenzwam en een berk. Zo zijn er meer soorten die vaak samen worden aangetroffen.