De beek
Ruud Versijde
Ik ga wel eens naar de Veluwe om vissen te kijken. Jazeker vissen, herten zie ik er toch nooit, daarvoor kan je beter naar de Oostvaardersplassen gaan, daar zie je die wandelende kapstokken altijd. De Veluwe bestaat niet alleen uit gortdroge bossen, heiden en zandverstuivingen. Aan de randen, waar de hoge zandgronden langzaam aflopen naar IJssel, Rijn, de randmeren en de Gelderse vallei, daar komt het regenwater dat op het Veluwe-massief is gevallen weer aan de oppervlakte en vormt bronnetjes. Deze zijn het begin van een beek of spreng.
Een spreng is een kunstmatige dus gegraven beek die in vroeger tijden werd gebruikt om watermolens aan te drijven en later voor de papierfabricage. De laatste decennia zijn veel sprengen, die allang geen economische betekenis meer hebben en dus lange tijd aan hun lot zijn overgelaten, weer opgeknapt. Behalve dat het landschappelijk aantrekkelijk is profiteert de natuur er ook van. In het voorjaar kan je hier en daar op de oostelijke Veluwe de beekprik waarnemen. De beekprik is, net als de ook in ons land voorkomende rivier en zeeprik, een zeer bijzondere vis (o, nee wetenschappelijk gaat het hier niet om vissen maar moet je rondbekken zeggen).
De beekprik kent een larvestadium waarbij ze een jaar of zes in de bodem van de beek leven. Daar leven ze van algen en microscopisch kleine dieren. Na die jaren volgt er een heuse gedaanteverwisseling tot volwassen “vis” zullen we toch maar zeggen. Hierbij gaat een vergelijking met veel soorten insecten op want de volwassen beekprikken kunnen niet meer eten en zijn alleen op paren uit. Een verschil met de twee andere Nederlandse prikken want die blijven als volwassen wel eten, zij het op een dracula-achtige manier. Deze parasitaire vissen bijten zich vast aan meestal andere vissen en zuigen hun bloed. Dat vastzuigen doen ze met een ronde bek die er nog het meest uitziet als een setje in elkaar zittende gatenzagen.
Terug naar onze beekprik. In het voorjaar trekken ze stroomopwaarts (nou ja, een heel klein stukje dan, soms niet meer dan 100 m, we hebben het niet over zalmen of palingen), op zoek naar grindrijke plekjes met wat sneller stromend zuurstofrijk water om te paaien. Ze zijn in deze tijd in sommige sprengen makkelijk te spotten b.v. in de koppelsprengen bij Ugchelen. In het voorjaar zijn er nog meer leuke dingen te zien in en naast de waterloopjes, zoals hele plakkaten met paarbladig goudveil. Weer eens wat anders dan eeuwige struikhei bochtige smele daar op die Veluwe.
Nog delicater is het mijtertje, een paddenstoeltje niet groter dan een lucifer, maar door de fel oranje-gele kleur valt deze soort toch redelijk op , zeker nu in het voorjaar alles nog erg kleurloos is (afgezien van het frisse groen van het goudveil dan). De standplaats van het mijtertje is al even curieus. Dit paddenstoeltje wenst nergens anders te groeien dan op bladeren die in de beek drijven, het liefst op een on-beschaduwde plek.
Op de Veluwe is er een echt natuurlijke beek die kilometers door de bossen stroomt. De Leuvenumse beek. Stroomopwaarts heet hij nog Staverdense beek, daar waar vele bronnetjes op en nabij landgoed Staverden bijeen komen. Stoomafwaarts heet dit romantische water Hierdense beek. Hier heeft het water inmiddels de Veluwse bossen verlaten en mond enkele kilometers verder uit in het Veluwemeer. Behalve prachtige landschappen (tenminste als je er van houdt, liefhebbers van tochtige polders vinden er wellicht niets aan) levert deze fraaie laaglandbeek een goed biotoop voor niet alledaagse vissen zoals rivierdonderpad, bermpje en winde.
Buiten de Veluwe zijn ook fraaie beken te vinden, zoals in Twente in het Springendal bij Ootmarsum, in Drenthe in het gebied ten oosten van Assen, waar sinds kort de rivierprik weer terug is. En natuurlijk de Geul in Zuid Limburg, maar mijn lieveling is de door Brabant stromende Beerze. Ik heb deze grote beek (of klein riviertje) nog gekend toen het nog een soort afvoergoot was, met voor vissen onneembare sluizen. Maar nu is hij in min of meer in oude luister hersteld en stroomt prachtig door o.a. natuurgebied Kampina, met heuse stroomversnellingen die voor vissen van stromend water geen belemmering vormen. Ook zie je er in het zomerhalfjaar weer miljoenen insecten op en boven het water, zoals een massaal voorkomende grote soort schaatsenrijder die enkele decennia geleden door de vervuiling door het wateroppervlak zouden zijn gezakt. Bij de Beerze vliegen vele libellen zoals glassnijders, beek- en rivierrombouten en vooral veel weidebeekjuffers. Die laatste zijn zeer grote en mooie waterjuffers die vaak in groepjes boven de beek lijken te dansen.
Kent u nog de term “beeknormalisering”? Deze werkelijk geschuffelde term hield niet meer in dan het volledig verzieken van het beeklandschap. Alsof een natuurlijke beek iets abnormaals was werden ze ten behoeve van een snelle water (en afval) afvoer recht getrokken en voorzien van een vrijwel steriel talud. Stel je voor dat er zomaar ongecontroleerd een plantje zou gaan groeien. Gelukkig leven we nu in betere tijden, en worden vele beken weer echt genormaliseerd. Zo ook het natuurlijke cultuurlandschap van de sprengen door de stichting tot behoud van de Veluwse beken en sprengen, maar ook elders in het land door diverse organisaties en vrijwilligers. CHAPEAU!!