Gewone plataan (Platanus × hispanica) (1875?) aan de Westersingel ter hoogte van de Witte de Withstraat te Rotterdam.
Aan de breedte van de kroon is te zien dat deze boom altijd alle ruimte heeft gehad. Een boom maakt zo snel mogelijk zijtakken om meer zonne-energie op te kunnen vangen.
Als een boom vrijstaand kan opgroeien vormt hij een gesloten kroon. Hiermee leidt hij de krachtige en uitdrogende wind om de kroon heen. Pas als de onderste takken onvoldoende zonlicht opvangen worden ze afgestoten en krijgen we een korte stam te zien.
Bomen in een bos willen zo snel mogelijk zonlicht opvangen. Daardoor groeien zo smal en slank op om zo snel mogelijk hoogte te winnen en te trachten boven de concurrentie uit te stijgen. Onder de bomen kunnen bodemschimmels gedijen. Zonder deze schimmels zijn bomen nauwelijks in staat te groeien, omdat de opnamecapaciteit voor water en voedingszouten van hun eigen wortels te gering is. De fijne schimmeldraden nestelen zich rond de zandkorrels en kunnen zo een groot gebied bestrijken.
Bomen langs wegen zouden een lage kroon hebben omdat ze geen concurrentie van andere bomen ondervinden. Maar op de kwekerij worden de onderste takken afgesnoeid tot een hoogte van 4.5 meter om te voorkomen dat de takken verkeershinder veroorzaken.