Voorjaarwandeling in het Gorzenpark

Een beschreven rondwandeling.

Aart van Dragt

Voorjaar; het kan niet op..

 

In de winter bestond de strijd om het bestaan vooral uit zuinig teren op de voorraden of onophoudelijk zoeken naar een goed verstopte prooi. De natuur schakelt over van een schaarste economie naar een welvaart economie. Het is massa productie en massa consumptie.

De planten groeien snel door een combinatie van voorjaarszon en regen en langere dagen. Bomen, struiken en andere planten hebben nauwelijks bladeren of ze staan al in volle bloei. Op deze zoete bron van nectar komen al brommend en zoemend vele insecten af. Het frisse, sappige, groene loof wordt snel belaagd door een leger van luizen en rupsen.

De vogels met hun naar dit voedsel snakkende jongen vliegen af en aan. Dat is maar goed ook want een bladluis bijvoorbeeld, krijgt in een jaar tijd voldoende nakomelingen om een meter dikke laag over de gehele aarde te leggen.

Rondwandeling plattegrond met cijfers behorende bij de wandeling:

Historie

Het natuur- en recreatiepark De Gorzen is een voormalige vuilstort; en niet zo maar een park. Het is niet op de gebruikelijke wijze op de tekentafel ontworpen en daarna aangelegd. Het is ten gevolge van allerlei activiteiten en omstandigheden in een periode van een halve eeuw gegroeid. Daardoor biedt het op een oppervlakte van een slechts 40 hectare een gevarieerd landschapsbeeld dat je op het vlakke eiland IJsselmonde niet zou verwachten. Aan vele onderdelen is een geschiedenis verbonden waarvan we in deze boekjes zullen verhalen.

1. Brug

We wandelen van de parkeerplaats naar het oudste gedeelte van het park. Hierbij komen we over een smalle ijzeren brug. Dit is een overblijfsel van de (primitieve) rioolwater-zuiveringsinstallatie die vroeger in de polder Donkersloot stond en in 1975 na het gereedkomen van de nieuwe zuivering is gesloopt.

De bloeiende bosrand

Een bos wordt vaak omzoomd door een rand struiken omdat die daar het licht krijgen dat ze nodig hebben.

Half maart valt de prachtige sneeuwwitte bloei van de sleedoorn op. Als de sleedoorn bloeit zijn er aan de struik nog geen bladeren te zien.

Eind maart komen de eerste struiken in blad. De vlierstruik was zelfs al iets eerder en de meidoorn bloeit ongeveer een maand later.

De bermen en bosranden zijn in de maanden mei en juni versierd door het feestelijk kant van het bloeiende fluitenkruid en look zonder look.

 

Meidoorn (Crataegus monogyna)

 

Dicht bij de trap staat een stekelige kleine boom. Eind april, begin mei staat de meidoorn met een prachtige witte bloesem te bloeien. Gelijktijdig toont de struik haar ingesneden blad. Het is een sterke struik die altijd weer uitloopt na een snoeibeurt. Vroeger werd ze vaak als heg of veekering gebruikt. Ze kan wel 200 jaar oud worden.

Met zijn dichte loof en stekelige takken is de meidoorn een favoriete broedplaats voor veel vogels. De dichte groei en de scherpe doorns schrikken belagers van eieren en jongen af.

2. Het bospad op

Dit deel van het park is het eerst aangelegd (1972). De meeste populieren die toen op deze ‘Oude Belt” werden geplant hebben al weer het veld moeten ruimen voor andere soorten. Langs het pad is een rijke kruidengroei te zien.

Bloeiende bomen

Jazeker ook bomen bloeien. Soms al voordat het blad verschijnt zoals bij de wilg en populier. Zij laten het stuifmeel door de wind verspreiden, daarbij nog niet gehinderd door de bladeren die een deel zouden kunnen wegvangen.

 

Als u onder de esdoorns aan het begin van het bospad staat en het is half april let dan eens op. De gewone esdoorn ontplooit dan zijn handvormige bladeren. Het jonge glanzende blad heeft mooie bronsachtige tint die later weer verdwijnt. Tegelijkertijd schuiven de bloemtrossen uit de bladeren. Ondanks de geelgroene kleur komen er veel bijen, wespen en vliegen op de nectar af en zorgen onbewust voor de bestuiving.
Wie goed oplet ziet dat het begin van de gevleugelde vrucht zich begint af te tekenen. Deze heeft nog een hele weg te gaan voor hij (zij) in de herfst naar beneden dwarrelt. Esdoorns zijn heel succesvol in de voortplanting, overal schieten spontaal jonge esdoorntjes uit de grond.

 

Planten met haast:

Planten die in het bos groeien hebben haast. Ze moeten groeien, bloeien en zaad maken voor de bomen bladeren krijgen en het weer donker wordt op de bosbodem. We stellen twee van deze planten aan u voor:

Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris)

 

In mei en juni kunt u het mooie wilde gewas in overvloed zien bloeien. We treffen haar in bermen, bosranden en in lichte bossen op voedselrijke gronden aan. Vooral in het met essen beplante bosdeel doet ze het goed. Haar schermen witte bloemen en haar prachtig geveerde blad maken haar tot een feestelijke plant, die door veel insecten wordt bezocht. Haar naam dankt de plant waarschijnlijk aan haar holle stengel waar kinderen graag fluitjes van snijden.

Look zonder look (Alliaria petiolata)

 

Een echte bos- en bosrandplant van de wat voedselrijke gronden. In april en mei zien we deze plant met witte bloemen bloeien langs het bospad. Het is een tweejarige plant die in het eerste jaar ontkiemt en een wortelrozet maakt waaruit zich in het tweede jaar een circa 1 meter hoge stengel met hartvormige bladeren ontwikkelt. Het blad heeft een gegolfde rand en als je het ruwe blad kneust ruik je een uienlucht. Als je weet dat het geen lid is van de uienfamilie (look) is ook zijn naam verklaard. Deze in vochtige bossen op voedselrijke grond algemeen voorkomende plant werd vroeger op vele manieren in de keuken gebruikt. In de soep maar ook om vis en vlees te kruiden. Het is een waardplant voor de Oranjetip. Deze prachtige vlinder is in april geen zeldzaamheid meer.

 

 

Bloeiende brandnetels (Urtica dioica)

 

De brandnetel is waarschijnlijk de eerste plant die we leren herkennen. Omdat de bodem zeer voedselrijk is groeit ze hier volop. Enkele oorzaken van voedselrijkdom zijn bladafval, hondenpoep en de hoeveelheid kalk die de snelle vertering bevordert. Omstreeks eind juni moet u eens opletten. Dan verschijnen in de bladoksels vrij lange hangende trossen met kleine groenige bloempjes. Soms als de zon er op schijnt ziet u van tijd tot tijd een ‘rookwolkje’ de lucht in schieten. Het zijn stuifmeelwolkjes. Het verschil tussen vrouwelijke en mannelijke planten is moeilijk te zien. Zo’n veel voorkomende plant kent veel gebruiksmogelijkheden. Al 1000 jaar geleden spon men van de vezelige stengels neteldoek. Ze werd gegeten maar ook diverse ziekten werden met deze plant bestreden: reuma, jicht, bronchitis, steenpuisten en netelroos. Onze mooiste vlindersoorten leggen hun eitjes onder het blad van de brandnetel, dat de rupsen later consumeren.

 

 

3. Eik met gallen

 

In dit bosgedeelte staan verschillende jonge zomereikjes (Quercus robur). Begin mei loopt het blad bronskleurig uit. Tevens verschijnen dan de lange meeldraden aan de takken. Wie goed zoekt vindt misschien op enkele meeldraden besjesgallen. Deze worden veroorzaakt door een galwespje dat haar eitjes in maart/april in een katjesknop legde. Het larfje dat daarin leeft verpopt zich in mei en bijt daarna een weg uit de gal. Het vrouwelijke galwespje legt na een paring haar eitjes op de jonge blaadjes die eind juni aan de eik verschijnen. Onder aan dit blad verschijnt een plat lensgalletje waarin ook weer een larfje huist… Daarnaast zijn op een eik vaak dikke sponsgallen, naar hun vorm ook wel aardappelgallen genoemd, te vinden.

 

Vogelzang

 

Fitis begint half maart al te zingen

Op een prachtige voorjaarsdag lijkt iedereen te genieten. De natuur loopt uit en hoor hoe prachtig de vogels fluiten. Volgens oude dichtbundels zouden de vogels op deze wijze het voorjaar begroeten. Maar de zang heeft een andere functie. Hiermee probeert het mannetje een wijfje te imponeren en zijn soortgenoten buiten zijn territorium te houden. Dat gebied moet voldoende groot zijn om voldoende voedsel voor zijn jongen te kunnen bieden. Voor twee broedsels (twee keer vier jongen) moeten mezen-ouders 75 kilo insecten vangen. Dat zijn wel 1000 insecten per dag! Het territorium kan wel een deel van het territorium van een andere vogelsoort vormen. Dat is geen probleem omdat die andere soort ook een ander voedselpakket heeft of dit op andere . plaatsen bij elkaar zoekt. In het Gorzenpark broeden ruim dertig verschillende soorten vogels! Probeer eens te onderscheiden hoeveel soorten je hoort.

 

4. We gaan onderlangs over een smal pad:

Onderweg lopen we langs grote klis, hondsdraf, vingerkruid, braam, vlier, ratelpopulier en:

Wilgen hakhout

Aan de linkerkant van het pad staan allemaal wilgenstobben. Het lijkt wel een griend! Net als in het griend, achter de Deltadijk en zichtbaar vanaf de puinberg, worden deze wilgen eens in de drie of vier jaar gekapt. Omdat ze telkens opnieuw uitlopen ontstaat zo een dikke stobbe. Vroeger had elke boer wel een aantal van zulke stobben die hem voorzagen van gereedschapstelen, bonenstaken en brandhout. De in het rivierenland zo bekende knotwilgen worden alleen zo hoog gehakt opdat de koeien de wilgentakken niet kunnen opvreten. Een wilg bij de grond kappen kost minder moeite en levert net zulke lange staken op als aan een knotwilg.

Speenkruid (Ranunculus ficaria), bloei: maart – april

 

Een van de eerste bloemen die overal op voedselrijke gronden verschijnt is het gele sterretje van het speenkruid. Het bloempje lijkt op een glanzende boterbloem met smallere kroonblaadjes. Al in november verschijnen vaak de eerste (lepelvormige) blaadjes boven de grond, gekieteld door het zonlicht dat door de bladerloze takken de bodem weer kan bereiken. Het plantje ligt als een bosje op de grond om maximaal te profiteren van het schaarse winterlicht. De stralende bloemetjes worden i.v.m. de lage temperaturen door weinig insecten bezocht. Het plantje produceert dan ook zelden zaden. Toch weet het zich uitstekend te handhaven. Na de bloei groeien in de bladoksels knolletjes, die nieuwe planten voortbrengen. Kijk maar eens! Het plantje heeft haast want als in mei de bladeren aan de bomen verschijnen wordt het weer donker op de bodem. Dan vergelen de bladeren van het speenkruid waarna ze verdwijnen.

5. Langs de waterkant

Als u het pad langzaam afdaalt ziet u een prachtig overgangsgebied op de grens van land en water. Deze plas groeit langzaam dicht. Vooral het riet weet snel uit te breiden. Aan de oever zijn in het voorjaar de gele bloemen van de dotter te zien. Deze plas is een restant van de vroegere rivierarm ‘Oude Haven’, waardoor voor 1930 de schepen de Ridderkerkse haven bereikten. Deze haven lag toen op de plaats waar nu de brede middenberm van de Havenstraat is, (tussen de Jong Intra Tours en Bas van der Heiden).

Dotterbloem (Caltha palustris), bloei: april/ mei

 

Tussen de rietstengels op de grens van water en land verschijnen in april de dooiergele bloemen van de dotterbloem. Het lijken wel grote boterbloemen op een korte steel. Er komen veel insecten op deze vroege bloeier af. Haar naam dankt ze aan de dooiergele kleur van de bloemen. Heel vreemd is dat hier ook enkele Spindotters staan, die op in getijdegebieden voorkomen. Bij deze plant verschijnen op verdikkingen aan de stengel na de bloei witte worteltjes. Bij hoog water breekt de stengel en drijft de stek weg om elders te wortelen. Dateert deze plant nog uit de tijd dat deze waterpartij een deel van het oude havenkanaal was of is de plant uit de griend gehaald en hier geplant?
Het laatste lijkt het meest waarschijnlijke.

Gele lis (Iris pseudacorus), bloei: mei/juni/juli

 

Waterplanten en oeverplanten komen in het algemeen wat later in bloei dan planten in het bos. Bosplanten hebben haast om te bloeien voor dat het blad aan de bomen het zonlicht verduistert. Oever- en waterplanten hebben te maken met de lage temperatuur van het water in het voorjaar. Langs de waterkant groeit de gele lis. Het is de enige iris-soort die in ons land in het wild bloeit. De lis stond model voor de Franse lelie. Wie de bloem goed bekijkt ziet er zonder moeite dit embleem in. Lissen worden vooral door hommels bestoven. Via de prachtig aangegeven landingsbaan kruipen ze naar de nectar. Later verschijnen de op een mini-komkommer gelijkende vruchten.

 

Pinksterbloem (Cardamine pratensis), bloei: april – mei

 

Oranjetip

Vroeger zagen de weilanden lila van de pinksterbloemen. Nu is de weelde beperkt tot vochtige oevers. Door verlaging van de waterstanden zijn de weilanden te droog geworden. Het voordeel voor de boeren is dat ze eerder met tractoren het land op kunnen en dat het gras wat vroeger gaat groeien. Helaas gaat dit ten koste van verschillende plantensoorten. Het oranjetipje is een vlinder die o.m. de pinksterbloem gebruikt als nectarbron maar die haar eitjes afzet op het look zonder look omdat de rupsen deze plant als voedselplant gebruiken. De pinksterbloemen kunnen zich niet alleen uit zaad vermeerderen, maar wie het plantje goed bekijkt ziet soms aan een blad bij de grond een nieuw plantje verschijnen!

 

6. Hellingbos

We wandelen over een pad langs de helling. Langs het pad staan een verscheidenheid aan struiken en rechts zien we de plas met fraai begroeide oevers.

Gelderse roos (Viburnum opulus), bloei: mei – juni

 

Een prachtig bloeiende struik. De opvallende bloemen staan in een plat scherm. Ze zijn klein en cremewit, behalve de buitenste rij bloemen; deze grote bloemen zijn onvruchtbaar en dienen om insecten te lokken. De fotogenieke bloemen, waarvan de geur op een meidoorn lijkt, heeft gemakkelijk bereikbare nectar die zeer in trek is bij vliegen, kevers en wespen. Deze insecten hebben een korte tong en kunnen toch van de nectar snoepen.

 

 

Sinistere sluiers

 

In mei en juni staan op verschillende plaatsen in het groen, takken die door grijze spinsels zijn ingepakt. Twee soorten struiken die hier staan hebben er vaak last van. De kardinaalsmuts en de vogelkers. Als we het spinsel wat dichterbij bekijken zien we daarin honderden kleine rupsen. Deze rupsen eten onder dekking van het zelf geproduceerde spinsel de hele struik kaal. De bedoeling van het spinsel is hongerige vogels af te schrikken. Soms komt het voor dat de struik is kaal gevreten voordat de rupsen volgroeid zijn. Dan laten ze zich aan draden uit de struik zakken en proberen een andere struik van dezelfde soort te bereiken. De rupsen sterven liever de hongerdood dan aan een andere plantensoort te vreten. Even voor de langste dag zitten alle rupsen op kluitjes te wachten tot ze verpoppen. Op een avond kunnen we dan rond de kardinaalsmuts of vogelkers kleine witte vlindertjes met zwarte stippen zien vliegen. Deze stippelmotten zetten na de paring hun eitjes weer af op hun voedselplant. In mei volgend jaar kruipen de jonge rupsen naar het nieuwe blad. Omdat na de langste dag alle rupsen uitgegeten zijn verschijnt er aan de struik nieuw blad. Daarmee probeert de struik de achterstand weer goed te maken.

7. Laagland

 

Aan de voet van de Puinheuvel strekt zich het laagland uit. Langs het water groeien enkele Amerikaanse moerascypressen. Nadat ze de winter kaal doorgekomen zijn verschijnen nu aan de takken de frisgroene naalden. Op de drassige bodem groeit, als sprieterige 10 – 20 cm hoge dennenboompjes, het is heermoes. In de prehistorie bereikten leden van deze familie der paardenstaarten hoogten van 10 – 20 meter!
Hier groeien ook zwarte elzen, bomen die in een moeras thuis horen.
Op de foto zijn ook zomerklokjes te zien, een bolgewas die we uit de Rhoonse grienden kennen.

 

Heermoes (Equisetum arvense)

April steekt het heermoes zijn stevige geribde stengel boven de grond met daarop een kolfachtige aren. Als die rijp zijn stuift daaruit stuift geel “meel” als je er tegen aan tikt. Dat zijn de sporen waarmee de plant zich verspreidt.

 

Later komen in plaats van die aren hardgroene stengels zonder bladeren, maar met kransen van vertakte zijstengels. Als een Lego plantje laat het zich in en uit elkaar halen, probeer maar.   Het door kiezelzuur ruw aanvoelende plantje werd vroeger als een pannenspons gebruikt.

De wortels van de plant gaan zeer diep de grond in. De plant weet gemakkelijk stand te houden want uit elk stukje wortel kan zich een nieuwe plant ontwikkelen. Het is niet voor niets een oer-plant die zich al honderden miljoenen jaren weet te handhaven!

 

Zwarte els (Alnus glutinosa)

 

Een boom die zich op deze drassige bodem goed thuis voelt is de els. Een els is een gemakkelijk herkenbare boom, die in maart met sierlijke meeldraden bloeit. Grote hoeveelheden stuifmeel worden aan de wind prijsgegeven met een minieme kans een van de rode vrouwelijke bloempjes te treffen.
De zwarte proppen zijn de zaaddozen van het afgelopen jaar.

Het is de enige boom die de bladknoppen op steeltjes heeft staan. In april komt het blad te voorschijn. Even later verschijnt een staalblauw kevertje; het elzehaantje. Dit kevertje vreet grote gaten in dit blad. In het voorjaar is dit blad kleverig ter bescherming tegen uitdroging. Hieraan heeft het zijn Latijnse naam Alnus glutinosa te danken. U weet wel; gluten, lijm, kleverigheid.

 

8. Kastanjeboom (Aesculus hippocastanum)

 

Een kastanjeboom met een bankje er onder. Een plekje om van het uitzicht te genieten. Maar let ook eens op de boom: De dikke kleverige knoppen beginnen al in de winter te zwellen. In april /mei zijn de knoppen zover dat ze zich ontvouwen. Uit de grootste komen naast de bladeren ook de bekende kaarsen. Elke kaars bevat wel honderd afzonderlijke bloemen, waaraan straks meerdere vrucht komen. De bloemen hebben een honingmerk, om de insecten en vooral hommels, de weg naar de nectar te wijzen. Aan deze vlek is te zien hoe oud de bloem is, want ze kleurt in eerste instantie geel maar na een dag rood. Let ook eens op hoe de prachtige handvormige bladeren, die gelijk met de kaarsen ontplooien eerst slap hangen, om langzaam te strekken om het zonlicht op te vangen.

 

 

Paardenbloemen (Taraxacum vulgare), bloei: april – mei

 

In april zien de graslanden geel van de paardenbloemen. Haast iedereen kent deze plant. Maar niet alle paardenbloemen zijn gelijk. Als we goed kijken zien we paardenbloemen met smalle bladen op voedselarme grond en op voedselrijke grond groeien paardenbloemen met bredere bladeren. Zoveel soorten is mogelijk omdat paardenbloemen zaad kunnen maken zonder ooit bestoven te zijn. Bijna alle paardenbloemen zijn dus planten zonder vader. Paardenbloem was ooit een rubberleverancier; in de oorlog voorzag deze plant in Rusland voor 30 procent in de behoefte aan rubber. Als je ze plukt krijg je kleverige vingers van het melksap.
De plant is een belangrijke voedselleverancier voor veel insecten.

 

Hondsdraf (Glechoma hederacea), bloei: april – juni

 

In april/mei overheerst op flinke delen van de helling van de Puinberg de blauw/paars bloeiende hondsdraf. Elders in het park valt hij weinig op. Na kneuzing van het blad valt een merkwaardige geur waar te nemen. Ooit was ze een belangrijke smaakmaker voor de bierbereiding. En op wonden en zweren bleken de bladeren een geneeskrachtige werking te hebben. Tip: Door een brandnetel geprikt? Wrijf met een gekneusd blad van dit plantje over de jeukende plek.

9. Puinberg

Deze hoogste heuvel van het Gorzenpark is in 1992 afgedekt en beplant. Vanaf de heuvel kunt u genieten van een prachtig uitzicht. In mei, juni en juli ziet u overal wit bloeiende struiken. Meidoorn, liguster, vlier en Gelderse roos met zijn hortensia-achtige bloeiwijze. En heeft u gezien of de molens van Kinderdijk vandaag draaien?

Vlier (Sambucus nigra)

 

Al s het voorjaar nadert dan ontplooien zich de bladeren van de vlier. Deze hebben de eerste dagen een kleur van brons die al snel plaatsmaakt voor de gewone groene kleur.
In mei, juni en juli vallen overal in het park de roomwitte bloemschermen van de vlier te bewonderen. Haar zware geur trekt vooral vliegen en kevers aan. Vlieren groeien overal. Soms aangeplant maar vaak zijn het echte wilde struiken, opgeschoten uit door vogels uitgepoepte zaden. Op voedselrijke bodem groeien haar takken wel 2 meter per jaar. Vroeger plantte men vlieren om heksen en andere boze machten te weren, maar ook omdat men graag van de bloesem en bes gebruik maakte om zelf drankjes te maken.

 

 

Konijnen hebben een babykamer

Konijnen horen niet thuis in een polder maar leven op droge heuvelachtige zanderige terreinen. Het aanpassingsvermogen is echter groot zodat ze zich hier goed thuis voelen. Op de droge grond kunnen konijnen gemakkelijk holen graven waarin een groep leeft. Konijnen hebben een aparte babykamer. Een keer per dag verschijnt het vrouwtjeskonijn in de babykamer om haar jongen te zogen. Verlaat ze het speciale babyhol, dan sluit ze de deur zorgvuldig af. Na zo’n veertien dagen mogen de jongen met de andere konijnen buiten spelen en verhuizen ze naar het grote familiehol. Een vrouwtje kan jaarlijks ongeveer 30 jongen krijgen.

10. Voormalige speelvijver

 

Boven van de heuvel hebben we een prachtig uitzicht op deze voormalige speelvijver. Omdat de waterplas dicht bij de voormalige stort ligt zijn er extra maatregelen getroffen om te voorkomen dat verontreinigende stoffen in het water kunnen komen. Toen de plas omstreeks 1972 gegraven was is er een kunststof-folie neergelegd die werd afgewerkt met een laag van 30 cm schoon zand. Tevens werd er voor gezorgd dat de waterstand in de vijver 30 cm hoger is als in de omliggende sloten om het binnen dringen van water te voorkomen. Op een warme dag speelden hier soms wel 1000 kinderen. Toen midden jaren tachtig werd vastgesteld dat de bodem onder de stortplaatsen nabij de vijver verontreinigende stoffen bevatte werd veiligheidshalve besloten de speelvijver als zodanig op te heffen en te laten verlanden. De combinatie zandbodem en de nog steeds redelijk goede waterkwaliteit schept unieke kansen voor een voor dit gebied uniek ecosysteem. Hier mag de flora en fauna er haar gang gaan en dat doet ze!

Mattenbies (Scirpus lacustris)

Als we even een kijkje bij het achterste gedeelte van de speelvijver nemen, zien we een natuurlijke begroeiing waarbij de stijve sprieten van de mattenbies opvallen. Deze plant wordt nog op enkele plaatsen geteeld; o.a. bij de Rhoonse grienden. Op ambachtsmarkten ziet men soms een biezenmatter zittingen van stoelen vlechten van gedroogde stengels van van deze taaie plant.

Meerkoeten (Fulica atra)

 

Meerkoeten kennen een voorbeeldig gezinsleven. Ze hebben elk jaar een paar legsels. De jongen hebben opvallend rode kopjes, dit stimuleert de ouders om voer aan te slepen. Als de jongen groter zijn beginnen hun ouders een nieuw legsel. Daarom kun je in de zomer zwarte dons- jongen zien tegelijk met jongen die al bijna even groot zijn als hun ouders. De eerste jongen verzorgen hun jongere broertjes en zusjes even ijverig als de ouders. Die oudere jongen zijn te herkennen aan hun bruine verenkleed en groene snavel.

 

 

11. Langs de bosrand zien we op verschillende plaatsen in april krentenbomen bloeien.

Krentenboom (Amelanchier lamarckii)

 

Het koperkleurige blad verschijnt in april ongeveer gelijktijdig met de witte bloemtrosjes, zodat deze prachtig afsteken. Na deze opvallende bloei verschijnen de vruchten in de vorm van een flinke erwt. Deze eetbare erwten werden als vervanger van krenten in gebak en brood gedaan. De vaak als sierheester aangeplante struik of kleine boom heeft in de herfst nog een vlammende bladverkleuring in petto. In de vorige eeuw zijn de eerste krentenbomen uit het oosten van Canada ingevoerd. In sommige delen van ons land breidt ze zich spontaan uit.

12. Moerasgebied

 

Deze moeraspartij (genoemd ‘Zavelpoelen’) werd o.m. aangelegd voor het zuiveren van het water van de voormalige speelvijver. Als we er omheen wandelen valt ons de grote verscheidenheid aan struiken op. In het voorjaar trekt de geurige bloemenzee vele insecten aan, die voor de bestuiving zorgen. In het najaar is een grote oogst aan prachtig gekleurde bessen het gevolg. Door de dichte begroeiing bieden de bosjes veel beschutting. Al deze factoren maken dit gebied tot een plek waar we altijd veel vogels kunnen aantreffen. In het met riet begroeide moeras zijn in de zomer vaak de krassende geluiden van de kleine karekiet te horen. Die krassende tonen die kenmerkend voor moerasvogels zijn, glijden gemakkelijk tussen de rietstengels door.

 

Zomerklokjes (Leucojum aestivum), bloei: april – mei

 

De slootkant roept herinneringen op aan een vroegere poldersloot.
Er staan geel bloeiende dotterbloemen langs de kant. Echt heel bijzonder  zijn de zomerklokjes die tussen de knotwilgen staan.
Dit bolgewas is in het park op verschillende plaatsen aangeplant.
In tegenstelling tot wat zijn naam doet veronderstellen bloeit het zomerklokje in het voorjaar. In april en mei kunt u deze op een reusachtig sneeuwklokje gelijkende plant aantreffen op wat drassige gronden. Hier zijn de bollen o.a. onder knotwilgen langs het pad geplant.

Het is een zeldzame plant die in de grienden langs de Oude Maas nog in het wild voorkomt. Helaas niet in de Ridderkerkse griend waar je ze wel zou verwachten.
Gelieve de bloemen niet te plukken. Deze zeldzame plant is beschermd. In het najaar is het bij diverse tuincentra te koop onder zijn Latijnse naam leucojum aestivum.

Eendenkuikens

 

In het voorjaar zwemmen er vast wel eenden rond met kuikens. Als ze pas uit het ei zijn kunnen het er wel tien of meer zijn. De moeder alarmeert bij dreigend gevaar. Rovers onder de waterspiegel ontgaan haar waakzaamheid. Snoeken eten heel wat eendenkuikens en ook ratten weten al duikend veel te bemachtigen. Op de oever is het de blauwe reiger, die zijn vis menu afwisselt met alles wat hij te pakken kan krijgen. Natuur is eten en gegeten worden. Toch ontspringen er elk jaar voldoende de dans, die straks zelf ook weer met kuikens rond zwemmen.

Helaas .. maar gelukkig!

Helaas is ook aan deze wandeling een eind gekomen. We hopen dat deze wandeling u aanzet dit gebied regelmatig te bezoeken. Iedere periode is er weer wat anders te ontdekken. Op de website van de Natuurvereniging Eiland IJsselmonde is ook nog een zomer-, herfst- , winter- en historische wandeling in dit gebied te vinden.

 

Meer lezen over het Gorzenpark: https://www.natuurvereniging-ijsselmonde.nl/gorzenpark/