Waarom ziet het in het voorjaar geel van de paardenbloemen, Taraxacum officinale?
Dat heeft te maken met de manier waarop een paardenbloem zich kan vermenigvuldigen.
Een paardenbloem is een composiet d.w.z. een samengestelde bloem. Vele bloemen vormen samen een bloemhoofd. Aan elke bloem van de paardenbloem groeien tweehonderd lintbloempjes en elk ervan vormt een zaadje. Elke plant krijgt wel vijftien bloemen. Dat is per jaar drieduizend zaden!
Een andere toepassing doet de naam “molsla” vermoeden. Vroeger legde de tuinman een schep zand op de paardenbloem, waarna later de op deze wijze gebleekte bladeren als sla gegeten werden. In Frankrijk, Duitsland en Italië wordt ze speciaal voor deze doeleinden gekweekt en kun je haar eten, tot in befaamde sterrenrestaurants toe. Ook de wortel kan worden gebruikt en wel als surrogaatkoffie. Uit de bloemhoofdjes valt nog een goudkleurige wijn te maken. Niet alleen de mens kent haar als voedselbron. Al vroeg in het voorjaar, als nog weinig bloemen bloeien, weten de vlinders, hommels en distelvink haar te vinden. Het gekke is dat de paardenbloem niemand nodig heeft voor de bestuiving. Zonder bestuiving vormt ze ook kiemkrachtige zaden. Het gevolg daarvan is, dat ieder ‘kind” gelijk is aan de ‘moeder’. Zo kunnen ook afwijkingen zich handhaven.