De eerste bol- en knolgewasjes
In de tweede helft van januari komt hier en daar in tuin, park en bos de bodem tot bloei. Wie vanuit Slikkerveer over het wandelpad langs de beneden Rijweg loopt ziet dat in het Donckse Bos de sneeuwklokjes (Galanthus nivalis) en winterakonieten (Eranthis hymalis) de bosbodem kleur geven. In deze hoek, het “Engelse werk” genaamd, is men rond 1765 begonnen met omvorming van de tuin in de huidige stijl. Naast bomen zullen toen ook de bolgewasjes zijn aangeplant.In de vele jaren die volgden hebben ze zich ongestoord kunnen vermeerderen. Honderduizenden sneeuwklokjes en winterakonieten staan er nu.
Al in januari dringen de sprieten van de bladeren van het sneeuwklokje door het dorre bladerdek heen. Als je goed oplet zie je dat ze soms midden door het blad heen groeien. Het sneeuwklokje komt uit het Midden en Zuiden van Europa (Rusland tot Spanje). Het dichtbij zijnde gebied bevindt zich in Noord Frankrijk en Zuid Duitsland. Maar al voor de 15e eeuw werden ze in ons land in kloostertuinen aangeplant. In de zeventiende eeuw werden vele “buitens” aangelegd en daarbij werden ook vaak bolgewasjes aanplant. Op deze landgoederen verwilderden de planten en gedragen ze zich nu als een echte wilde planten. Ondanks het bezoek van insekten ( meestal honingbijen en soms een vroege akkerhommelkoningin) maken de plantjes hier zelden zaad. Maar als je ze met rust laat weten de bolletjes door te delen zich goed te vermeerderen. Je ziet ze dan ook in dichte groepen bij elkaar staan. Wie oplet zal er in het Donckse Bos twee soorten aantreffen.
Nog iets vroeger dan het sneeuwklokje bloeit de geel bloeiende winterakoniet. Deze plant is afkomstig uit het Midden en Zuid Oosten van Europa (Frankrijk, Italië, Joegoslavië en Bulgarije). De winterakoniet, die familie is van de boterbloem, heeft een andere manier om onder het dorre blad uit te komen. Ze groeit altijd in grote aantallen bij elkaar. Eerst is het bloemhoofdje gebogen. Maar met z’n allen tillen ze het dorre bladerdek wat op. De wind krijgt hierdoor vat op het wat opdrogende blad en blaast het weg. Daarna tilt het plantje zijn stralend gele bloemhoofdje op. In de eerste twee maanden van het jaar zijn de insekten door de koude nog niet zo actief. Toch kun je op een zonnige windstille dag, als de temperatuur bij de grond de 10 graden bereikt, heel wat insekten bij een flink veld winterakonieten aantreffen. Ze worden aangetrokken door de bloemen die een zoete geur verspreiden.(De bloemen kunnen ook zichzelf bestuiven.) Bij de insekten zijn diverse hommel- en soms wespenkoninginnen die straks voor een nieuw volk moeten zorgen.
De bloei en groei van de winterakoniet is wat bijzonders. Elke morgen gaan de bloemblaadjes open en elke avond weer dicht. Dit is een groeiproces waarbij tevens de steel steeds langer wordt. Als de bloem bevrucht is verzwakt de lang uitgegroeide stengel en valt deze met de zaadjes om. Hierdoor kunnen de planten zich langzaam verspreiden. Als straks de bomen weer met hun bladeren de bodem verduisteren, is er bijna niets meer van te vinden en zijn zij gereed voor het volgende jaar..