De Vogelwerkgroep IJsselmonde (Niels Godijn, Cornelis Fokker & Sander Elzerman) heeft in 2023 de scholeksters op het eiland IJsselmonde onder de loep genomen. Dit was in het kader van het Jaar van de Scholekster, uitgeroepen door Vogelbescherming Nederland en Sovon Vogelonderzoek Nederland. Het eiland IJsselmonde (±100km²) ligt aan de zuidkant van Rotterdam en bestaat voor 90% uit urbaan gebied. Dit valt op te splitsen in bebouwd (woonwijken) en industrieel (industrie en logistiek). De resterende 10% bestaat uit agrarisch gebied (vooral akkerbouw) en groengebieden (recreatie en natuur).
Scholeksters werden vrijwel uitsluitend waargenomen gedurende het zomerhalfjaar. Overwinteren doen ze hier nauwelijks. In totaal werden 89 territoria vastgesteld, waarvan twee derde in urbaan gebied, een kwart in agrarisch gebied en het restant in een groengebied. Tijdens inventarisaties in 2008 en 2019 werd een vergelijkbaar aantal territoria aangetroffen. Het lijkt er dus op dat de populatie hier min of meer stabiel is.
Tijdens het broedseizoen werden 48 broedparen wekelijks bezocht. Van 40 broedparen kon uiteindelijk met zekerheid het broedsucces worden bepaald: urbaan (19), agrarisch (18) en groen (3). Hiervan was 45% van de broedpogingen succesvol. Alle broedparen gezamenlijk brachten gemiddeld 0.58 kuikens/paar groot en 1.28 kuikens/succesvol paar. Dit is een behoorlijk hoog broedsucces, 0.35 kuikens/paar wordt opgevat als noodzakelijk voor een stabiele populatie. De scholeksters op IJsselmonde presteren dus bijna het dubbele!
Er zit echter een groot verschil in broedsucces tussen de verschillende habitats. Broedparen in agrarisch gebied (n=18) waren slechts in 11% van de gevallen succesvol met 0.11 kuikens/paar. In bebouwd gebied (n=11) was 55% van de broedparen succesvol met 0.64 kuikens/paar. In industrieel gebied (n=8) was maar liefst 88% van de broedparen succesvol met 1.13 kuikens/paar. Ook groengebieden (n=3) presteerden goed, alhoewel de steekproef hier erg klein is. Opvallend was dat mislukte broedpogingen tijdens de eifase uitsluitend werden vastgesteld in agrarisch gebied. Elders ging het alleen mis in de kuikenfase.
Het agrarisch gebied op IJsselmonde vormde in 2023 dus geen productief nesthabitat voor scholeksters. Maar dat was in eerdere jaren wel het geval. In de polders van Rhoon worden sinds 2016 de nestgegevens bijgehouden (n=26). Over de acht jaren bedroeg het uitkomstsucces 58.4% met een broedsucces van gemiddeld 0.42 kuikens/paar. Opmerkelijk hierin is dat in de periode 2016-2020 wel degelijk veel kuikens werden grootgebracht op de akkers: 0.69 kuikens/paar. Maar in de jaren 2021-2023 werd geen enkel kuiken meer grootgebracht.
Toekomstig werk aan scholeksters op IJsselmonde kan zich richten op:
• periodieke inventarisaties om de populatietrend te volgen;
• uitvogelen wat belangrijke foerageerplekken zijn voor oudervogels;
• bepalen van de conditie en doodsoorzaak van de kuikens in de verschillende habitats;
• en het (kleur-)ringen van kuikens en/of volwassen vogels.
Dit bericht is als pdf te downloaden via deze link.
1. Inleiding
Het jaar 2023 werd door Vogelbescherming Nederland en Sovon Vogelonderzoek Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Scholekster. Als Vogelwerkgroep IJsselmonde hebben we dat aangegrepen om de verspreiding en de broedbiologie van deze leuke vogelsoort in beeld te brengen in ons gehele werkgebied.
Het eiland IJsselmonde ligt aan de zuidkant van Rotterdam en heeft een oppervlakte van ca. 100 km². De bodem bestaat voornamelijk uit zeeklei met slechts lokaal wat veenrestanten. Het voormalige cultuurlandschap is in de afgelopen 100 jaar geleidelijk veranderd in een Randstedelijk gebied. Nog 10% van het eiland bestaat uit landelijk gebied – merendeels akkerbouw – de overige delen zijn momenteel in gebruik door bebouwing, industrie, transport en logistiek.
In de volgende hoofdstukken gaan we nader in op:
2: verspreiding
3: broedsucces IJsselmonde 2023
4: broedbiologie polders Rhoon 2016-2023
5: discussie
6: conclusies en aanbevelingen
2. Verspreiding
Om de scholeksters in kaart te brengen werden de tientallen leden van de vogelwerkgroep opgeroepen om het gehele jaar 2023 alert te zijn op scholeksters en alle waarnemingen met de juiste (broed)code door te geven via Waarneming.nl. Gedurende het broedseizoen werden vrijwel alle gebieden nauwgezet uitgekamd. Aan het einde van het jaar werden de waarnemingen handmatig geclusterd tot territoria. De uitkomst werd ter controle voorgelegd aan alle leden om zo nodig nog wijzigingen en aanvullingen door te kunnen voeren. Zo kwamen we tot een vrij accuraat beeld van de aanwezigheid en verspreiding van scholeksters op het eiland IJsselmonde.
Scholeksters zijn hier hoofdzakelijk tijdens het zomerhalfjaar aanwezig (Figuur 2.1). Alleen in de zoetwatergetijdengebieden van de Sophiapolder en de Crezéepolder overwinteren enkele tientallen exemplaren. Vanaf februari verschijnen er duo’s en kleine groepjes op allerlei plekken. Zowel in de bebouwde omgeving als in de groengebieden en in het agrarisch gebied. Dit zijn de eerste tekenen van broedparen die terugkeren naar hun territorium. Op basis van enkele individueel herkenbare vogels en het jaarlijkse broeden op vaste locaties zijn broedparen vermoedelijk veelal trouw aan hun broedplaats.
De territoria worden verspreid over het gehele eiland aangetroffen (Bijlage 1). In 2023 werden 89 territoria vastgesteld, waarvan bij 69 gevallen nestindicerend gedrag werd waargenomen. Er is sprake van enkele witte vlekken in het verspreidingsgebied. Alleen in Zwijndrecht en Barendrecht is dit mogelijk (deels) toe te schrijven aan een lagere waarnemersinspanning. Ruim een derde (37%) van de territoria bevindt zich in de bebouwde kom (Figuur 2.2), gevolgd door industrieterreinen (30%) en agrarisch gebied (23%). Tot slot, bevindt 10% zich in een groengebied, waarin een belangrijke rol is weggelegd voor de Sophiapolder.
3. Broedsucces 2023
Tijdens het broedseizoen hebben leden van de Vogelwerkgroep de nestlocaties van diverse scholeksters opgespoord. Aangezien het nest zich veelal op daken bevond is daar geen informatie verkregen over legselgrootte en uitkomstsucces. Gedurende de maanden werd wel gekeken waar broedparen met (volgroeide) kuikens opdoken. Dit geeft een goede indruk van het aantal kuikens dat een succesvol broedpaar wist groot te brengen.
Daarnaast werden 48 broedparen gedurende de volledige broedcyclus nauwgezet gevolgd door middel van wekelijkse bezoeken en een nacontrole. Deze broedparen bevonden zich verspreid over het eiland, zowel in de bebouwde kom als op industrieterreinen, in agrarisch gebied en in groengebieden (Tabel 3.1). Dankzij de wekelijkse bezoeken kon van 40 broedparen een goede inschatting worden gemaakt van het broedresultaat. Dit maakt het mogelijk om het aandeel succesvolle broedgevallen te berekenen, alsmede het aantal volgroeide kuikens per broedpaar. Bij een aantal van deze broedparen met kuikens werden de voedselvluchten geobserveerd.
De nestlocatie hangt sterk af van de biotoop. Broedparen in het agrarisch gebied en groengebieden broeden allemaal op de grond. In stedelijk en industrieel gebied bevinden de nesten zich vrijwel zonder uitzondering op een dak. De dakhoogte loopt fors uiteen, met een maximale hoogte van 24 meter (Figuur 3.1).
Het kuikenvoedsel werd hoofdzakelijk verzameld in grasland. Dit is niet voor de afzonderlijke broedparen bekeken, maar in gezamenlijkheid vertonen de paren wel een patroon. De broedparen in stedelijk en industrieel gebied foerageren vrijwel allemaal in bermen. Daarin zijn ze doorgaans opvallend trouw aan een specifiek deel van een berm met een oppervlakte van slechts een paar honderd vierkante meter. Enkele paren in de buurt van sportvelden maken daar ook graag gebruik van. Andere geschikte graslanden vonden de scholeksters op gazon, een kinderboerderij, een ijsbaan of een schapendijk.
De broedparen in de polders rond Rhoon (agrarisch gebied) foerageren schijnbaar vooral buitendijks langs de Oude Maas; nooit zagen we ze binnendijks kuikenvoedsel verzamelen. De broedparen in de Waalhaven foerageren ook deels op droogvallende rivierovers.
De oudervogels moeten zelden ver vliegen. De meeste foerageervluchten bedragen minder dan 150 meter (n=39). Eén paartje in Poortugaal maakte het bont door veelvuldig ruim 800 meter te vliegen tussen een grinddak en een sportveld, maar was uiteindelijk wel succesvol.
Van de broedparen, die wekelijks gevolgd werden, kon van 40 broedparen het broedsucces worden bepaald. Gemiddeld was 45% van de broedparen in 2023 succesvol (Tabel 3.2). Alle broedparen gezamenlijk brachten gemiddeld 0.58 kuikens/paar groot en 1.28 kuikens/succesvol paar.
Losse waarnemingen van succesvolle broedparen brachten gemiddeld 1.31 kuikens/succesvol paar groot (n=13).
De verschillen in broedresultaat tussen west, oost en noord zijn een gevolg van een variërend aandeel van de verschillende biotopen (zie ook Tabel 3.1). Oost komt er relatief slecht uit, omdat 13 van de 18 broedparen zich in agrarisch gebied bevonden.
Het broedsucces is het laagst in het agrarisch gebied (Tabel 3.3). Hier is 11% van de broedparen succesvol met 0.11 volgroeide kuikens/paar en 1.0 volgroeid kuiken/succesvol paar (n=18). Elk van deze waarden is hoger in de bebouwde kom, nog hoger in industrieel gebied en het hoogst in groengebieden.
Het moment waarop een broedpoging mislukte verschilt ook. In het agrarisch gebied mislukten 10 van de 16 nesten in het eistadium. In de andere biotopen zijn alleen mislukkingen vastgesteld ten tijde van het kuikenstadium. Een belangrijke notie is dat de dakbroeders tijdens het eistadium weliswaar buiten het zicht verbleven, maar dat alle gevolgde paartjes op daken (n=19) wel het kuikenstadium wisten te bereiken (want er werden voedseltransporten of kuikens waargenomen).
4. Broedbiologie polders rond Rhoon 2016-2023
In de polders rond Rhoon worden sinds 2016 jaarlijks de nestgegevens bijgehouden (Godijn 2020). In totaal werden 26 nesten gevolgd, waaronder drie vervanglegsels. Het totaaloverzicht tot en met 2023 staat weergegeven in Bijlage 2. Daaruit komen de volgende bevindingen naar voren:
• met een ligduur van gemiddeld 29 dagen (3 dagen eileg plus 26 dagen broeden) werd het eerste ei op gemiddeld 30 april gelegd (n=13). Het vroegste en laatste legsel werd gestart op 16 april en 4 juni;
• de legsels bestaan telkens uit drie eieren, eenmaal werd een vierlegsel aangetroffen;
• legsels in het agrarisch gebied zijn kwetsbaar: van de 10 nesten die in de eifase mislukt zijn, sneuvelden er 8 tijdens of kort na agrarische activiteiten (grondbewerkingen, bemesting);
• het uitkomstsucces bedraagt 58.4% op 404 nestdagen (Mayfield-methode);
• de reproductie bedraagt gemiddeld 0.42 kuikens per gestart legsel. In periode 2016-2020 betrof dat 0.69 per legsel, maar in de jaren 2021-2023 is daarentegen geen enkel kuiken grootgebracht;
• in totaal werden er 11 kuikens grootgebracht uit 26 nesten gedurende acht jaren.
5. Discussie
Aantalsontwikkeling
In 2008 waren er 325 waarnemingen van scholeksters en werd de lokale broedpopulatie geschat op 75-90 territoria (Elzerman 2008). Destijds was echter sprake van een gebrek aan waarnemersinspanning in een aantal gebieden waar vermoedelijk wel scholeksters zaten. Het werkelijke aantal zal mogelijk de 100 overschreden hebben. In 2019 werden 106 territoria vastgesteld (Fokker 2019). In het jaar 2023 werden in totaal 1193 waarnemingen doorgegeven via waarneming.nl, wat goed illustreert dat de datacollectie enorm is toegenomen. Het aantal territoria in 2023 geschat op 89 territoria waarvan er ten minste 69 daadwerkelijk tot broeden zijn overgegaan. Over de afgelopen vijftien jaar ligt de populatiegrootte van scholeksters op IJsselmonde dus redelijk stabiel rond de honderd territoria. Dit staat in contrast met de landelijke trend die al jaren gestaag afneemt (Boele et al. 2023). Maar het is wel in lijn met de bevinding van Ens et al. (2011) dat de populatie stadse scholeksters juist niet in aantal achteruit lijkt te gaan.
Broedsucces
Er wordt verondersteld dat 0.35-0.40 kuikens/paar noodzakelijk is voor een stabiele populatie (Ens et al. 2011). Met een gemiddelde reproductie van 0.58 kuikens/paar was in 2023 op IJsselmonde sprake van een goed broedsucces. In Zeeland bijvoorbeeld werd slechts een gemiddelde reproductie van 0.22 kuikens/paar vastgesteld (Arts 2023). Er was echter een groot verschil in broedsucces tussen de verschillende habitats (Figuur 5.1). Alleen in het agrarisch gebied was het broedsucces dermate laag (0.11 kuikens/paar) dat niet werd voldaan aan het minimum vereiste. In de andere habitats – bebouwd, industrieel en groen – was wel sprake van een toereikend broedsucces. Dit verschil tussen urbaan en agrarisch kwam ook aan het licht in Drenthe, waar Dijkstra & Dillerop (2012) een broedsucces vaststelden van 29-40% in urbaan en 0-14% in agrarisch met een kuikenproductie van 0.35-0.48 kuikens/paar en 0.00-0.13 kuikens/paar.
In het agrarisch gebied mislukken relatief veel nesten in het eistadium. Het markeren kan wellicht helpen om nestverlies tijdens landbewerkingen te vermijden (Dijkstra & Dillerop 2012). In Rhoon werden vanaf 2019 de nesten gemarkeerd, waarna 5 van de 14 mislukte nestpogingen alsnog verloren ging tijdens werkzaamheden op het land.
Kuikenconditie
Hoewel het urbane gebied dus goed uit de verf lijkt te komen voor jonge scholeksters, maken Ens et al. (2011) vermelding van de slechte kuikenconditie in dit milieu. Het zou dus kunnen dat er op het eiland IJsselmonde wel veel jonge scholeksters worden grootgebracht, maar dat zij in relatief slechte conditie verkeren. Ook is onduidelijk wat de voornaamste doodsoorzaak is van deze kuikens. Op IJsselmonde werd tot op heden slechts van een handvol kuikens de conditie bepaald. Het is dus aan te bevelen om kuikens te meten en wegen, zowel in urbaan als agrarisch gebied. Daarbij kunnen direct kleurringen worden aangebracht om individuele herkenning mogelijk te maken en deze vogels langjarig te kunnen volgen. De afleeskans bij scholeksters is vrij hoog. Dat kwam ook naar voren bij de vogels die op IJsselmonde werden geringd, waarvan er diverse aflezingen werden gemeld in zowel broed- als overwinteringsgebied.
Polders rond Rhoon
De polders rond Rhoon bestaan grotendeels uit akkers op zeeklei. Hier werden in de jaren 2016-2023 ca. drie broedpogingen per jaar ondernomen door scholeksters (Bijlage 2). Het uitkomstsucces van de eieren is met 58.4% niet heel hoog. In de beginjaren resulteerde dit desondanks in een goed broedsucces van 0.62 kuikens/paar. Sinds 2021 werd er echter geen enkel kuiken meer grootgebracht. Het zou nuttig zijn om deze broedparen eens beter te observeren, bijvoorbeeld waar de oudervogels foerageren of wat de oorzaak van kuikensterfte is.
6. Conclusies en aanbevelingen
De scholekster is op IJsselmonde hoofdzakelijk aanwezig tijdens het broedseizoen. In de winterperiode zijn er slechts lage aantallen aanwezig.
Het aantal territoria/broedparen lijkt over de afgelopen 15 jaar stabiel met gemiddeld ca. 1 paar per 100 hectare.
Het broedsucces was in 2023 behoorlijk hoog: 45% van de gevolgde broedpogingen was succesvol met gemiddeld 0.58 kuikens/paar (n=40).
In het agrarisch gebied was het broedsucces met 0.11 kuikens/paar aanzienlijk lager dan in de andere typen habitat (0.64-1.67 kuikens/paar). Ook waren de nesten hier kwetsbaar voor grondbewerkingen tijdens de eifase. Nestmarkering kan daar een verschil in maken.
Bepaling van de kuikenconditie en het kleurringen van juveniele en adulte vogels kan relevante inzichten opleveren over de demografie van de lokale populatie.
Literatuur
Arts F.A. 2023. Broedsucces van de scholekster in de Provincie Zeeland, broedseizoen 2023. Deltamilieu Projecten Rapportnr. 2023-09. Deltamilieu Projecten, Vlissingen.
Boele A., Vergeer J.w., Van Bruggen J., Goffin B., Kavelaars M., Louwe Kooijmans J., Koffijberg K., & Van Kleunen A., Schoppers J., Van Turnhout C. & Jansen D. 2023. Broedvogels in Nederland in 2022. Sovon-rapport 2023/40. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
Dijkstra B. & R. Dillerop 2012. Urbane en agrarische Scholeksters Haematopus ostralegus in en rond Assen in 2009-2012. Drentse Vogels 26:4-13.
Elzerman S. 2008. Jaar van de Scholekster. Intern verslag Vogelwerkgroep Ridderkerk en Barendrecht 2008 (1).
Ens B.J., Aarts B., Hallmann C., Oosterbeek K., Sierdsema H., Slaterus R., Troost G.,van Turnhout C., Wiersma P., Nienhuis J. & van Winden E. 2011. Scholeksters in de knel: onderzoek naar de oorzaken van de dramatische achteruitgang van de Scholekster in Nederland. SOVON-onderzoeksrapport 2011/13. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
Fokker C. 2019. Inventarisatie van schaarse vogelsoorten op IJsselmonde in 2019. Intern verslag Vogelwerkgroep IJsselmonde 2020 (1).
Godijn N. 2020. Poldervogels 2019. Eigen uitgave.
Nelemans M. 2023. De Scholekster als Rotterdamse stadsvogel. Verslag Majorstage. Van Hall Larenstein/Bureau Stadsnatuur Rotterdam, Leeuwarden/Rotterdam.